25. Bijvoeglijk naamwoord

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doel:  Ik kan het bijvoeglijk naamwoord herkennen.    
Laptop - LessonUp 

  • LessonUp Herhaling grammatica 
  • Instructie Bijvoeglijk naamwoord (bn / st.bn)
  • Maken Flexboek C5 Bijvoeglijk naamwoord
  • Quiz LessonUp
206 - 207
210 - 211

Slide 2 - Slide

Hoe zat het ook al weer?
Voorkennis lidwoord en zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Slide

Lidwoorden
Hoort bij een zelfstandig naamwoord: 

  • de, het  (bepaald lidwoord)
  •  een (onbepaald lidwoord)

Slide 4 - Slide

zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord (zn) is  een woord voor een:
mens (vb), dier, plant, ding, gevoel of  begrip
 
Een eigennaam (zn-e) is ook een zelfstandig naamwoord.

Namen van mensen, landen en steden horen er ook bij.

Slide 5 - Slide

Theorie: video-uitleg 
Dat is een spannende film!
Een bijvoeglijk naamwoord geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

  • staat voor of achter een zn


  • heeft een korte en een lange vorm (+e)


  • kent de trappen van vergelijking




de groene appel - de appel is groen 
sterk - sterke  /  zwart - zwarte
gaaf - gaver - gaafst

Slide 8 - Slide

STOFFELIJK BIJVOEGLIJK NAAMWOORD (st.bn)
  • Zegt van welke stof iets gemaakt is.
  • Staat altijd voor het zn.





- het gouden horloge  - een leren stoel

Slide 9 - Slide

Flexboek
                       Opdracht 1 - 2 - 3                          Planning Les 25
 

                        Opdracht 1 - 2 - 3                          Planning Les 25



Huiswerk donderdag 7 december: Ne Planning les 25


 206 - 207
online
 210 - 211
online

Slide 10 - Slide

Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 11 - Quiz

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 12 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 13 - Quiz

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, ijzeren, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 14 - Quiz

Wat is 'de' voor woordsoort?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bepaald lidwoord
D
onbepaald lidwoord

Slide 15 - Quiz

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden?

Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de plastic afvalbak.

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Video