H-3 Paragraaf 1 IJs, water, waterdamp

Hoofdstuk 3 Water
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3 Water

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Moleculen en atomen
Hoofdstuk 3 Water
Paragraaf 3.1 IJs, water, waterdamp.

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de drie fasen van water herkennen in de praktijk.
  • Je kunt de drie fasen waarin water kan voorkomen beschrijven met het deeltjesmodel.
  • Je kunt met het deeltjesmodel verklaren waarom ijs en veel andere vaste stoffen een kenmerkende kristalstructuur hebben.
  • Je kunt uitleggen wat cohesie en adhesie zijn. (EXTRA)

Slide 4 - Slide

Je kunt de drie fasen van water herkennen in de praktijk.
Drie fasen?
Je ziet negen foto's.
En er zijn drie "fasen".
Wat zou dat betekenen?

Slide 5 - Slide

Moleculen en atomen
IJs, water, waterdamp.
IJS
WATER
???
de stof water
in vaste toestand
de stof water
in vloeibare toestand
de stof water
in gasvormige toestand

Slide 6 - Slide

Moleculen en atomen
IJs, water, waterdamp.
IJS
WATER
WATERDAMP
(IS NIET ZICHTBAAR)
de stof water
in vaste toestand
de stof water
in vloeibare toestand
de stof water
in gasvormige toestand
Rijp
Oh ja,  dit is RIJP.

Slide 7 - Slide

waterdamp
(gas)
waterdruppels
(vloeibaar)

Slide 8 - Slide

IJs, Water, Waterdamp
  • is steeds dezelfde stof: water
  • bestaat dus ook uit dezelfde moleculen: watermoleculen
Wat zijn dat dan?
MOLECULEN?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Hoe komt het dat dezelfde stof
(water) op drie manieren kan voorkomen in de natuur?

Slide 11 - Slide

Deeltjesmodel






Vast (s)                         Vloeibaar (l)                         Gas (g)

Slide 12 - Slide

Het deeltjesmodel: afspraken
  • Iedere stof is opgebouwd uit heel kleine deeltjes: moleculen
  • Elke soort stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen. 
  • Moleculen bewegen voortdurend, de snelheid hangt af van de temperatuur. 
  • Moleculen trekken elkaar aan.
Leer uit je hoofd!

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje met het deeltjesmodel
A
Elke soort stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen.
B
Moleculen bewegen voortdurend, de snelheid hangt af van de temperatuur.
C
De moleculen trekken elkaar aan.

Slide 15 - Quiz

Cohesie
De watermoleculen trekken elkaar aan.
Moleculen van dezelfde soort: COHESIE
Adhesie
De watermoleculen en de moleculen van de cellen van het oog trekken elkaar aan. Moleculen van verschillende soort: ADHESIE

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje met het deeltjesmodel
A
Elke soort stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen.
B
Moleculen bewegen voortdurend, de snelheid hangt af van de temperatuur.
C
De moleculen trekken elkaar aan.

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Opdracht
Lees paragraaf 3.1 goed door.
Maak de vragen 1 t/m 11 van par. 3.1 in je schrift.

Slide 23 - Slide

Paragraaf 3.3

Slide 24 - Slide

Water, waterdamp en ijs
Water komt voor in drie toestanden:
  1. Vast (sneeuw en ijs)
  2. Vloeibaar (water)
  3. Gasvormig (waterdamp)

Elke dag gaan er grote hoeveelheden water van de ene toestand in de andere.

Slide 25 - Slide

Fasedriehoek

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Fase-overgangen
Verandering van de ene fase naar de andere fase:
  • vloeibaar naar vast = bevriezen (bij andere stoffen:stollen
  • vast naar vloeibaar =  smelten 
  • vloeibaar naar gasvormig (damp) = verdampen 
  • gasvormig naar vloeibaar = condenseren
  • vast naar gas = vervluchtigen 
  • gas naar vast = rijpen
LET GOED OP!
ER IS EEN VERSCHIL TUSSEN KOKEN EN VERDAMPEN

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.

Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?

A
In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
B
In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar
C
In een vloeistof zijn de moleculen groter.
D
In een vloeistof zijn de moleculen kleiner.

Slide 32 - Quiz

A is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 33 - Quiz

B is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 34 - Quiz

C is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 35 - Quiz

Aan de slag
We maken nu paragraaf 3 af. 

Lees de tekst, maak de opdrachten. 

Slide 36 - Slide