herhaling het weer/grammatica/luisteren

Unit Wie ben ik?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Unit Wie ben ik?

Slide 1 - Slide

Inquiry Questions

Hoe praat ik over het weer in het Nederlands?
How can I talk about the weather in Dutch?

Hoe vind ik het werkwoord en het onderwerp in een zin?
How do I find the verb and the subject in a sentence?

Slide 2 - Slide

Schema vandaag/schedule today

Weather
conjugation of verbs in the present tense (tt)


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Werkwoorden vervoegen 
conjugating verbs in the present tense (tegenwoordige tijd) 
4 categories:
Stam-en: kijken (to watch)-kijk
Stam-en+klinker: maken (to make)-maak
Stam-en-medeklinker: zeggen (to say)-zeg
Stam-en v-f/z-s: lezen (to read) -lees


Slide 5 - Slide

Exception:


 Fiets jij naar huis? Jij fietst naar huis.
Loop jij naar huis? Jij loopt naar huis.

In a question the verb is in front of the subject, then you do not add a t. 

Slide 6 - Slide

Find the verb
Ik heb een kat.
Zij is ziek.
Wij hebben geen kinderen.
Zij koopt een nieuwe fiets.
Waar ben je?

Slide 7 - Slide

How do you find the verb and subject in Dutch?

Slide 8 - Slide

Tekst lezen task
Read the text. Highlight or underline the verb. 
enkelvoud (singular) or meervoud (plural)?

Slide 9 - Slide

Oefeningen (exercises)
Klare taal les 6 (copy)

Phase 2 students: create 3 sentences of your own using the words you have learned. 

Slide 10 - Slide

Game/spel
Kwartetten

Slide 12 - Slide