V2 unité 6 faire des courses

V2 unité 6 faire des courses
Je vais acheter 
du...
de la ...
de l'...
des 
Unité 6: Je vais faire des courses - 
ik ga boodschappen doen
Grammaire 2 (p    ) 

du  pain  =  brood              une bouteille de...  =   een fles ...
de la confiture    = jam       un kilo  de ...     =     een kilo ...
de l' eau  = water                 pas de   =               geen ...
des  pâtes  = pasta              beaucoup de ...     =     veel  ... 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

V2 unité 6 faire des courses
Je vais acheter 
du...
de la ...
de l'...
des 
Unité 6: Je vais faire des courses - 
ik ga boodschappen doen
Grammaire 2 (p    ) 

du  pain  =  brood              une bouteille de...  =   een fles ...
de la confiture    = jam       un kilo  de ...     =     een kilo ...
de l' eau  = water                 pas de   =               geen ...
des  pâtes  = pasta              beaucoup de ...     =     veel  ... 

Slide 1 - Slide

Je prends = ik neem
Je voudrais  = ik wil graag
Autre chose? = (nog) iets anders?
Ça coute.... euros = dat kost ... euro
C'est ... euros = dat is .... euro

vingt euro cinquante centimes (20, 50 euro)
quinze euro vingt centimes (15,20 euro)
etc. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Au travail:
P.     exercices 
Fini? 
Laat je werk even zien. 
Après: 
Je gaat met een medeleerling oefenen met boodschappen doen in het Frans. 
Comment?
Bedenk wat je wilt gaan eten. Die boodschappen ga je doen bij je camerade de class. Daarna wissel je van rol. 

Slide 5 - Slide

prendre =
A
ik neem
B
nemen
C
ik koop
D
kopen

Slide 6 - Quiz

Tu prends une pizza?
A
Ga je pizza maken?
B
Neem je een pizza?
C
Verkoop jij pizza?

Slide 7 - Quiz

Je voudrais avoir un kilo de pommes.
A
Ik wil graag een kilo appels.
B
Ik wil graag een kilo aardappels.
C
Ik verkoop alleen appels per kilo.
D
Wat kost een kilo appels?

Slide 8 - Quiz

Autre chose?
A
Kies jij iets anders?
B
(Wilt u) nog iets anders?
C
Koop jij pindasaus?
D
Wie is er aan de beurt?

Slide 9 - Quiz

Je voudrais un kilo .... oranges
A
de
B
d'
C
des
D
de la

Slide 10 - Quiz

Je voudrais ... bananes
A
des
B
de
C
de la
D
de l

Slide 11 - Quiz

Une bouteille .... (water)
A
eau
B
de l'eau
C
d'eau
D
des eaux

Slide 12 - Quiz

Wat zeg je de winkel in komt
A
bonjour
B
au revoir
C
salut
D
bonne journée

Slide 13 - Quiz

Wat zeg je als je weg gaat
A
salut
B
bonjour
C
au revoir, bon jour
D
au revoir, bonne journée

Slide 14 - Quiz

je wilt 4 croissants en een stokbrood
A
Je veux 4 croissants et une baguette s.v.p.
B
Je voudrais 4 croissants et une baguette s.v.p.
C
J'ai 4 croissants et une baguette s.v.p.
D
J'achète 4 croissants et une baguette s.v.p.

Slide 15 - Quiz

heeft u ook water met prik?
A
Avez-vous aussi de l'eau gazeuze?
B
Avez-vous aussi eau gazeuze?
C
Avez-vous aussi d'eau gazeuze?

Slide 16 - Quiz

Ik wil graag 3 flessen cola
A
Je voudrais 3 bouteilles de la coca cola.
B
je voudrais 3 bouteilles de coca.

Slide 17 - Quiz

Nog iets anders?
A
Chaque chose?
B
Autre choix?
C
Autre chose?
D
Même chose?

Slide 18 - Quiz

Mag ik betalen?
A
Je peux payer?
B
Je peux gagner?
C
Je peux avoir mon argent?
D
Voulez-vous de l'argent?

Slide 19 - Quiz

du riz
A
de rijst
B
rijst

Slide 20 - Quiz

les tomates
A
de tomaten
B
tomaten

Slide 21 - Quiz

Veel water
A
Plus d'eau
B
Beaucoup d'eau
C
Plus de l'eau
D
Beaucoup de l'eau

Slide 22 - Quiz

pindakaas
A
du beurre de cacahuètes
B
le beurre de cacahuètes
C
Le beurre de pinda
D
du beurre de pinda

Slide 23 - Quiz