This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
STARTKLAAR
- Ga zitten volgens de plattegrond
- iPad DICHT op tafel
- Boek op tafel
- Pen op tafel
Slide 1 - Slide
Hoofdstuk 3
Aan het werk!
Slide 2 - Slide
Paragraaf 3.1
Hoe ga jij geld verdienen?
Slide 3 - Slide
Werk
Slide 4 - Mind map
Leerdoelen
Je leert in deze paragraaf:
• wat het verschil is tussen een werknemer en werkgever.
• hoe je een staafdiagram kunt aflezen.
• wat een arbeidsovereenkomst is en wat erin staat.
• wat een cao is.
• voor wie een cao geldt en wat erin geregeld is.
• hoe je het nettoloon kunt berekenen.
• Kader => hoe je een staafdiagram kunt tekenen.
Slide 5 - Slide
Een inkomen verdienen
Als je gaat werken, begin je meestal als werknemer. Je bent dan in loondienst van een werkgever.
Een werkgever heeft één/ meerdere personen in dienst => betaalt loon.
Sommige mensen hebben een eigen bedrijf, de winst is hun inkomen.
Slide 6 - Slide
Heb jij al een bijbaantje? Zo ja, wat doe jij?
Slide 7 - Open question
Ik werk liever
A
voor een baas
B
in mijn eigen bedrijf
Slide 8 - Quiz
Wat is het voordeel van een eigen bedrijf?
Slide 9 - Open question
Wat is het nadeel van een eigen bedrijf?
Slide 10 - Open question
Eigen bedrijf
Voordeel: je mag veel dingen zelf bepalen.
Nadeel: zonder opdrachten heb je geen inkomen.
Slide 11 - Slide
Een baan
Een bedrijf kan iemand zoeken voor een baan.
Dan is er een vacature.
Als je wordt aangenomen, onderteken je een arbeidsovereenkomst (= contract).
Dat is een afspraak dat je als werknemer gaat werken voor de werkgever.
Slide 12 - Slide
Arbeidsvoorwaarden
In de arbeidsovereenkomst (contract) staan arbeidsvoorwaarden.
Voorbeelden van arbeidsvoorwaarden zijn:
hoeveel uur je werkt
het loon
het aantal vakantiedagen
of je cursussen of een opleiding mag volgen
Slide 13 - Slide
Proeftijd
Meestal begin je een baan met een proeftijd. Jij en je werkgever kunnen kijken of de samenwerking bevalt.
Ben jij niet tevreden of is de werkgever niet tevreden over jou? Jij of je werkgever mag dan de arbeidsovereenkomst meteen beëindigen.
Een proeftijd mag niet langer dan twee maanden duren.
Slide 14 - Slide
Welk begrip hoort erbij? Afspraak dat een werknemer in loondienst van een werkgever werkt:
A
arbeidsovereenkomst
B
arbeidsvoorwaarden
C
proeftijd
D
vacature
Slide 15 - Quiz
Welk begrip hoort erbij? Een baan waarvoor iemand gezocht wordt:
A
arbeidsovereenkomst
B
arbeidsvoorwaarden
C
proeftijd
D
vacature
Slide 16 - Quiz
Welk begrip hoort erbij? Periode dat werknemer en werkgever kunnen opzeggen als het werk niet bevalt:
A
arbeidsovereenkomst
B
arbeidsvoorwaarden
C
proeftijd
D
vacature
Slide 17 - Quiz
Afspraken voor alle werknemers
In veel bedrijven hebben werkgevers(organisaties) en werknemers(organisaties) samen afspraken over arbeidsvoorwaarden gemaakt.
Deze gezamenlijke afspraken gelden voor iedereen die werkt in dezelfde bedrijfstak.
Voorbeelden van bedrijfstakken: de bouw, horeca, vervoer of onderwijs.
Die afspraken staan in een CAO = collectieve arbeidsovereenkomst
De afspraken gaan onder andere over:loon - werktijden - vakantiedagen
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
De afspraken in een cao gelden
A
alleen voor werknemers
B
alleen voor werkgevers
C
voor werknemers en werkgevers
Slide 20 - Quiz
Wat verdien je?
Brutoloon = het loon waarop niets is ingehouden.
Dit spreken jij en je werkgever samen af. Dit is wat de werkgever betaalt. Het brutoloon staat ook in je arbeidsovereenkomst.
Van je brutoloon gaan inhoudingen af.
Die betaalt je werkgever aan de overheid.
Wat overblijft, ontvang je op je bankrekening.
Dat is je nettoloon.
Nettoloon = Brutoloon - Inhoudingen
Slide 21 - Slide
Pak je rekenmachine..... Brian verdient bruto € 1.025 per maand. Daarop wordt € 197,50 ingehouden. Bereken het nettoloon van Brian. Schrijf ook je berekening op!
Slide 22 - Open question
Berekening Nettoloon
Nettoloon = Brutoloon - Inhoudingen
€ 1.025 – € 197,50 = € 827,50
Let op: een punt in een getal => niet in je rekenmachine!!!
Slide 23 - Slide
Staafdiagram
Een staafdiagram is een grafiek met staven.
Je kan de gegevens makkelijk vergelijken.
Slide 24 - Slide
Kader
Slide 25 - Slide
Een staafdiagram tekenen
Er werken:
bij de politie 60.000 mensen,
bij de Rabobank 24.000 mensen,
bij Albert Heijn 100.000 mensen.
Maak van deze gegevens een staafdiagram:
Eerst maak je de verticale as => iets meer dan het grootste getal.
Op de horizontale (denk aan horizon) as teken je hoe breed de staven worden. Elk even breed, los van elkaar.
Meet hoe hoog de staven worden en teken ze. Kleur ze in.
Eronder zet je wat de staven voorstellen.
Boven de grafiek zet je een titel. Die laat zien waar de grafiek over gaat.
Slide 26 - Slide
Check leerdoelen
Je kunt nu:
het verschil uitleggen tussen een werkgever en werknemer (opdracht 1, 2, 3).
gegevens uit een staafdiagram aflezen (opdracht 4).
uitleggen wat er in een arbeidsovereenkomst staat en wat een proeftijd is (opdracht 5, 6, 7).
uitleggen wat een cao is en voor wie een cao geldt (opdracht 8, 9, 10, 11, 12).
met gegeven informatie het nettoloon berekenen (opdracht 13, 14).
Kader => een staafdiagram aflezen en tekenen (opdracht 15, 16, 17).
Slide 27 - Slide
Wat heb je geleerd?
Slide 28 - Open question
Wat vond je moeilijk?
Slide 29 - Open question
Aan de slag
Maak nu paragraaf 3.1 => opdracht 1 t/m 14 op blz. 75 t/m 79
Kader maakt ook opdracht 15 t/m 17 op blz. 80.
Extra:
Samenvattingsopdracht 3.1 => blz. 98
Meer oefenen => maak de herhalingsopdrachten op blz. 100-101
Meer uitdaging => Maak de plusopdrachten op blz. 102-103
Meer praktijk => Ga naar Pincode online (SOM) => maak de keuzeopdrachten