Baby, peuter, kleuter

PPO les 2 - leerjaar 1
Baby, peuters en kleuters
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Zorg en Welzijn

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

PPO les 2 - leerjaar 1
Baby, peuters en kleuters

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Drag question


Wat houdt motoriek in:
A
Motoriek is het vermogen om te bewegen.
B
Is een soort van emotie.
C
Motoriek is het vermogen om te denken.
D
Motoriek is een speelgoed.

Slide 21 - Quiz

Onder fijne motoriek hoort lopen en 2. onder grove motoriek hoort tekenen. Welk bewering is goed?
A
Eerste juist, tweede onjuist
B
Eerste onjuist, tweede juist
C
Allebei juist
D
Allebei onjuist

Slide 22 - Quiz


Wat verstaan we onder sociaal voelend?
A
Iemand is sociaal voelend als hij in staat is om de gevoelens, gedachten, meningen, bedoelingen, behoeften en wensen van zichzelf en anderen in te schatten en ernaar te handelen.
B
Iemand is sociaal voelend als hij in staat is met mensen veel te kunnen praten over allerlei onderwerpen.
C
Als je je sociaal voelt.
D
Als je in een drukke omgeving woont.

Slide 23 - Quiz


Welke leeftijd heeft een baby?
A
Tussen 0 – 12 maanden
B
Tussen 0 – 24 maanden
C
Tussen 12 – 18 maanden
D
Tussen 18 – 24 maanden

Slide 24 - Quiz


Welke leeftijd heeft een peuter?
A
Tussen 18 – 24 maanden
B
Tussen 2 – 4 jaar
C
Tussen 2 jaar en 28 maanden
D
Tussen 3 jaar en 4

Slide 25 - Quiz


Welke leeftijd heeft een kleuter?
A
Tussen 4 – 6 jaar
B
Tussen 3 – 7 jaar
C
Tussen 4 – 7 jaar
D
Tussen 2 – 6 jaar

Slide 26 - Quiz


Welk speelgoed draagt het meeste bij aan de ontwikkeling van het kind?
A
Een duurzaam speelgoed en dus lang meegaat.
B
Speelgoed dat bijdraagt aan de ontwikkeling van de motoriek, het geheugen en de sociale aspecten.
C
Een dure speelgoed.
D
Speelgoed dat alleen bijdraagt aan de ontwikkeling van de motoriek.

Slide 27 - Quiz

Waarom is het van belang om geen kleine speelgoed te kopen voor een baby wat in zijn geheel in de mond past?
A
Een baby kan minder goed spelen met een klein speelgoed.
B
Een baby ziet een kleine speelgoed minder goed.
C
Een baby kan hiermee de fijne motoriek ontwikkelen.
D
Een baby leert door alles in de mond te stoppen. Een kleine speelgoed is dan levensgevaarlijk, want de baby kan stikken hierdoor.

Slide 28 - Quiz

Welke activiteit draagt het meest bij aan de ontwikkeling van de grove motoriek van een kleuter?
A
Dansen, fietsen of rolschaatsen.
B
Studeren van een boek over motoriek.
C
Het maken van tekeningen van een onderwerp.
D
Het maken van veel contacten.

Slide 29 - Quiz

Welke activiteit draag het meest bij aan de ontwikkeling van de sociale aspect van een peuter.
A
Zo veel mogelijk thuis blijven.
B
Spelen in een omgeving waar de peuter ander kinderen ontmoet, zoals een kinderopvang of speeltuin.
C
Spelen met het juiste speelgoed.
D
Geen activiteit, want de sociale ontwikkeling begint pas na de ontwikkeling van de motoriek.

Slide 30 - Quiz

Hoe ziet de sociale ontwikkeling van een baby eruit?

A
In het begin is een baby nog passief met zijn omgeving en begint later te communiceren door te brabbelen.
B
Een baby begint na de geboorte te communiceren met zijn omgeving door te huilen.
C
Sociale ontwikkeling van een baby begint pas na de ontwikkeling van de grove motoriek.
D
Een baby wil nog geen contact hebben met zijn omgeving.

Slide 31 - Quiz

Hoe ziet de sociale ontwikkeling van een peuter eruit?
A
Maakt nieuwe vrienden op de kinderopvang, speelt graag met anderen en toont makkelijk emoties.
B
Een peuter moet nog leren hoe vrienden te maken, en zich uit te drukken.
C
Sociale ontwikkeling in deze levensfase is nog niet ontwikkeld, maar kan wel goed praten.
D
Sociale ontwikkeling hangt af van de woordenschat van de peuter.

Slide 32 - Quiz