Romeinse namen

Verdieping: Romeinse namen
Tijdvak twee: Grieken en romeinen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Verdieping: Romeinse namen
Tijdvak twee: Grieken en romeinen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen? 
  • Wat gaan we vandaag doen(5 minuten).
  • Uitleg: Romeinse namen (10 minuten).
  • Opdracht: Romeinse naam(10 minuten)
  • Opdracht: Huis Fabia (20 minuten)
  • Afsluiten van de les(5 minuten)

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag leren? 
  • Aan het einde van de les weten we hoe Romeinse namen ontstonden. 
  • Aan het einde van de les hebben we onze eigen namen vertaalt naar het Romeins. 
  • Aan het van de les weten we hoe de nieuwe opdracht in elkaar zit. 

Slide 3 - Slide

Romeinse namen 
  • Romeinsen namen zijn anders dan onze eigen namen. Ze gebruikten bijvoorbeeld geen voornamen. 
  • Romeinen gebruikte hun bijnaam plus achternaam om hun voornaam te creëren.
  • Je had dus drie namen, bij de romeinen een voornaam, achternaam en bijnaam. Dit noemde ze de tria nomina. 

Slide 4 - Slide

Romeinse namen 
  • Romeinsen namen zijn anders dan onze eigen namen. Ze gebruikten bijvoorbeeld geen voornamen. 
  • Romeinen gebruikte hun bijnaam plus achternaam om hun voornaam te creëren.
  • Je had dus drie namen, bij de romeinen een voornaam, achternaam en bijnaam. Dit noemde ze de tria nomina. 

Slide 5 - Slide

Romeinse namen 
  • Bijvoorbeeld: Gaius Julius Ceasar.
  • Als eerste Gaius. De voornaam bestond uit een bijnaam en achternaam. 
  • Dan je achternaam zoals Julius.
  • Als laatste een eigenschap of daad. Caesar betekende bijvoorbeeld krullenbol.

Slide 6 - Slide

Romeinse namen 
  • Bij vrouwennamen ging het ongeveer hetzelfde. Alleen nam je de familienaam over van je vader.  
  • Bijvoorbeeld: Gaius Julius Ceasar werd voor vrouwen Julia Ceasar. 
  • Bij de romeinen zetten ze ia, in plaats van ius als het gaat om vrouwen namen. 

Slide 7 - Slide

  • Agelatus: Nooit lachend 
  • Balbin: Stotteraar
  • Brocchus: getand
  • Brutus: Dom
  • Cato: Slim
  • Caecus: Blinden man 
  • Caepio: uienverkoper
  • Cincinnatus: krullig 
  • Crassus: Vet/dik
  • Cunctator: vertragend/langzaam
  • Flaccus: Grote oren 
  • Flavius: Blond haar
  • Caligula: Schoen
  •  Gracchus: Kauw(vogel)
  • Piso: Verpulveren
  • Postumus: Grafsteen 
  •  Pulchur: Prachtig
  •  Rufus: Rood
  • Ruso: Heikneuter 
  • Secvola: Linkshandig
  • Scaurus: Opgezwollen voeten
  • Strabo: Scheel kijken
  • Sulla: Kalf
  • Verres: Varken
  • Varon: Kromme benen

Slide 8 - Slide

Opdracht: Je eigen Romeinse naam 
  • Stap een: Bedenk eerst een bijnaam voor jezelf.
  • Stap twee: Voeg je bijnaam en achternaam samen tot een woord. Je hebt nu je voornaam. 
  • Stap drie: Heb je iemand in de familie waar je naar vernoemt, bent schrijf dan ook nog minor achter je bijnaam. 
  • Stap vier: Schrijf je Romeinse naam op in deze volgorde: Voornaam, achternaam, bijnaam, minor(als je vernoemt bent). 
  • Stap vijf: Je hebt je eigen Romeinse naam gemaakt. 

Slide 9 - Slide

Maken Huiswerk 
Wat ? : Je gaat zelfstandig aan de slag met de opdracht.  
Hoe ? : Je doet dit op papier.
Tijd? : 10 minuten. 
Hulp? : De docent.
Klaar? : Wacht op de docent.
Resultaat : Je hebt je eigen Romeinse naam gecreëerd. 






Slide 10 - Slide

Sociale lagen bij de Romeinen. 
  • Net zoals bij de Grieken, Egyptenaren en andere samenlevingen rond deze tijd hadden de Romeinen ook sociale lagen. 
  • Sociale lagen zijn verschillen in mensen in de vorm van aanzien, macht en rijkdom. 
  • Bij de Romeinen had je vier lagen. Die je kon verdelen in twee groepen, de patriciërs en de plebejers 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Het leven van een rijke Romein. 
  • Waarom kijken we precies naar de Rijke Romeinen? 
  • Als eerste begon je dag als rijke Romein met rijen bezoekers voor je deur van vrienden tot bezoekers van verschillende sociale lagen.
  • Je gaf instructies aan je slaven en je at samen met je vrienden. Je ontbijt bestond uit: kaas, eieren, vruchten, brood met knoflook met zout.    

Slide 13 - Slide

Het leven van een rijke Romein. 
  • Na je ontbijt ga je samen met je vrienden richting je werk, namelijk de senaat. De senaat is waar alle belangrijke politici bij elkaar komen om wetten en besluiten te nemen. 
  • Je bent een van deze belangrijke politici een senator genoemd. Je bent een groot gedeelte van de dag bezig met het discussiëren van wetten en de wensen van het Romeinse volk. 

Slide 14 - Slide

Het leven van een rijke Romein. 
  • Aan het einde van de dag ga je samen met je collega's terug naar je huis waar jouw slaven al druk bezig zijn met het voorbereiden van je avondmaal. 
  • Je krijg tijdens het enorme banket van gans tot kaviaar. Je dronk daarbij wijn verdunt met water en praten met je vrienden over de dag. 
  • Na het eten gaan je vrienden dronken naar huis en ga je naar bed.

Slide 15 - Slide

Maken Huiswerk 
Wat ? : Je gaat zelfstandig aan de slag met de opdracht.  
Hoe ? : Je doet dit op papier.
Tijd? : 10 minuten. 
Hulp? : De docent.
Klaar? : Wacht op de docent.
Resultaat : Je hebt je eigen Romeinse naam gecreëerd. 






Slide 16 - Slide