Lj3 TV H3 en H4

Hoofdstuk 3
  • Woordsoorten benoemen
  • Zelfstandig naamwoord gebruikt als een bijvoeglijke naamwoord
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3
  • Woordsoorten benoemen
  • Zelfstandig naamwoord gebruikt als een bijvoeglijke naamwoord

Slide 1 - Slide

Welke woordsoorten
ken je?

Slide 2 - Mind map

Werkwoord
Zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt

Slide 3 - Slide

Wat is het werkwoord
A
Fiets
B
Eten
C
Tafel
D
Zes

Slide 4 - Quiz

Wat is een werkwoord
A
Fietsen
B
Apen
C
Stoel
D
Werkwoord

Slide 5 - Quiz

Lidwoord
De
Het ('t)
Een ('n)

Slide 6 - Slide

Zelfstandig naamwoord
MeDiPlaDiNa (mensen-dieren-planten-dingen-namen)
BERT
Je kan er een lidwoord voor zitten

Slide 7 - Slide

De fiets van Jan is gisteren gestolen.
A
Fiets en gisteren
B
Fiets
C
Jan
D
Fiets en Jan

Slide 8 - Quiz

Vrijdag gaan wij met de familie een dag naar de Efteling.
A
familie, de, Efteling
B
vrijdag, familie, dag, Efteling
C
vrijdag, naar, wij
D
gaan, naar, een

Slide 9 - Quiz

(Hoeveel zelfstandig naamwoorden staan er in deze zin)
Ik heb geen zin in school vandaag want ik heb Nederlands, Engels, wiskunde en biologie.
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 10 - Quiz

(stoffelijk) Bijvoeglijk naamwoord

Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Kan zowel voor als achter het zelfstandig naamwoord staan
Stoffelijk zegt iets over waarvan het gemaakt is

Slide 11 - Slide

Ik rij op een rode fiets.
A
een
B
rode
C
fiets
D
rij

Slide 12 - Quiz

De fiets is rood.
A
de
B
rood
C
fiets
D
is

Slide 13 - Quiz

Jouw gerecht is pittig geworden.
A
gerecht
B
jouw
C
pittig
D
geworden

Slide 14 - Quiz

Voorzetsel
Kastwoordjes of kooiwoordjes
Geeft de tijd, plaats of oorzaak aan

Slide 15 - Slide

Je boek ligt nog op tafel.
A
boek
B
ligt
C
nog
D
op

Slide 16 - Quiz

Het eten ligt in de magnetron.
A
het
B
in
C
ligt
D
magnetron

Slide 17 - Quiz

Voegwoord
Voegt zinnen aan elkaar. Je maakt er samengestelde zinnen mee.

Slide 18 - Slide

Ik ben slim en knap.
A
ben
B
slim
C
en
D
knap

Slide 19 - Quiz

Ik heb goed geleerd, zodat ik een goed cijfer ga halen.
A
goed
B
halen
C
ga
D
zodat

Slide 20 - Quiz

Benoem de GROOT GESCHREVEN woorden

Slide 21 - Slide

De vader en moeder van Kees hebben een nieuwe gele auto gekocht en hebben nu geen GELD meer om op vakantie te gaan.
A
BN
B
ZN
C
LW
D
VZ

Slide 22 - Quiz

De vader en moeder van Kees hebben een nieuwe gele auto gekocht en hebben nu geen geld meer om OP vakantie te gaan.
A
BN
B
ZN
C
LW
D
VZ

Slide 23 - Quiz

De vader en moeder van Kees hebben een nieuwe gele AUTO gekocht en hebben nu geen geld meer om op vakantie te gaan.
A
BN
B
ZN
C
LW
D
VZ

Slide 24 - Quiz

De vader en moeder van Kees hebben een nieuwe gele auto GEKOCHT en hebben nu geen geld meer om op vakantie te gaan.
A
BN
B
ZN
C
WW
D
VZ

Slide 25 - Quiz

De vader en moeder van Kees hebben een nieuwe GELE auto gekocht en hebben nu geen geld meer om op vakantie te gaan.
A
BN
B
ZN
C
WW
D
VZ

Slide 26 - Quiz

De vader en moeder van Kees hebben een nieuwe gele auto gekocht EN hebben nu geen geld meer om op vakantie te gaan.
A
VW
B
ZN
C
WW
D
VZ

Slide 27 - Quiz

De vader en moeder van Kees hebben een nieuwe gele auto gekocht en HEBBEN nu geen geld meer om op vakantie te gaan.
A
VW
B
ZN
C
WW
D
VZ

Slide 28 - Quiz

DE vader en moeder van Kees hebben een nieuwe gele auto gekocht en hebben nu geen geld meer om op vakantie te gaan.
A
VW
B
LW
C
WW
D
VZ

Slide 29 - Quiz

De vader en moeder VAN Kees hebben een nieuwe gele auto gekocht en hebben nu geen geld meer om op vakantie te gaan.
A
VW
B
LW
C
WW
D
VZ

Slide 30 - Quiz

De vader en moeder van Kees hebben een NIEUWE gele auto gekocht en hebben nu geen geld meer om op vakantie te gaan.
A
VW
B
LW
C
WW
D
BN

Slide 31 - Quiz

Suc-zeven alvast

Slide 32 - Slide