What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taal actief gr. 5 thema 5 les 1B
Vastberaden.
In welke zin klopt de betekenis van dit woord?
A
Hij twijfelt of hij het eendje moet helpen.
B
Hij twijfelt niet en gaat het eendje helpen.
C
Hij denkt dat hij het eendje moet helpen.
D
Hij denkt erover na om het eendje te helpen.
1 / 11
next
Slide 1:
Quiz
Taal
Basisschool
Groep 5
This lesson contains
11 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Vastberaden.
In welke zin klopt de betekenis van dit woord?
A
Hij twijfelt of hij het eendje moet helpen.
B
Hij twijfelt niet en gaat het eendje helpen.
C
Hij denkt dat hij het eendje moet helpen.
D
Hij denkt erover na om het eendje te helpen.
Slide 1 - Quiz
Wat zie je op dit plaatje?
A
Een voetbal
B
Een kauwgombal
C
Een planeet
D
Een knikker
Slide 2 - Quiz
Wie reist er in dit ruimteschip?
A
Een astronaut
B
Een aliën
C
Een piloot
D
Koning Willem Alexander
Slide 3 - Quiz
Vul het juiste woord in:
Dit is een.......wezen.
A
gek
B
buitenaards
C
lief
D
betrokken
Slide 4 - Quiz
Wat is de betekenis van weifelend.
A
Je weet het zeker.
B
Je doet het niet.
C
Je bet er bang voor.
D
Je weet het niet zeker, je twijfelt.
Slide 5 - Quiz
Hoe heet het als deze raket het heelal in wordt geschoten?
A
afschieten
B
afsteken
C
lanceren
D
afbranden
Slide 6 - Quiz
Hoe heet het deel wat om de aarde ligt en waar alle sterren en planeten zijn?
A
zwarte gat
B
uitzicht
C
heelal
D
buitenaards
Slide 7 - Quiz
Welk woord hoort bij de volgende betekenis:
Alles wat te maken heeft met reizen door de ruimte.
A
scheepsvaart
B
ruimtevaart
C
KLM
D
Openbaar vervoer
Slide 8 - Quiz
Wat is de betekenis van een enkele reis?
A
Een reis die je alleen maakt.
B
Een reis op een gewone fiets en niet op een tandem.
C
Als je je enkel pijn gedaan hebt.
D
Alleen de heenreis, niet de terugreis.
Slide 9 - Quiz
Wat is de betekenis van:
de verbeelding?
A
je fantasie
B
een beeld
C
een beeldhouwer
D
een kunstwerk
Slide 10 - Quiz
Hij heeft amper tijd om te lunchen.
A
Hij heeft weinig tijd om te lunchen.
B
Hij heeft heel veel tijd om te lunchen.
C
Hij heeft heel veel gegeten.
D
Hij heeft geen honger.
Slide 11 - Quiz
More lessons like this
Taal Actief Thema 5 Les 1
January 2023
- Lesson with
14 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Taal Actief Thema 5 Les 1
September 2024
- Lesson with
14 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
thema 5 les 1a
February 2024
- Lesson with
16 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Taal thema 5 week 1 groep 5
March 2022
- Lesson with
23 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
woordenschat thema 5
February 2022
- Lesson with
23 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
taal
September 2023
- Lesson with
11 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
TA herhaling blok 5 week 1 onderwerp verwijswoord
January 2021
- Lesson with
12 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Verwijswoorden
April 2021
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5