Syndromen en ontwikkelingsstoornissen

ASS - ADHD - Down - Rett - FAS - Fragile x 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GezondheidskundeMBOStudiejaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

ASS - ADHD - Down - Rett - FAS - Fragile x 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken van iemand met ASS
A
Weinig interesse in anderen
B
Maakt veel oogcontact met anderen
C
Kan goed communiceren
D
Speelt vaak met andere kinderen

Slide 2 - Quiz

Een kenmerk van ASS is dat mensen weinig interesse hebben in anderen. Ze maken weinig oogcontact met andere. 
Als kind kunnen mensen met ASS niet goed met andere kinderen spelen.
Hoe krijg je ASS?
A
Vaccinaties
B
Verkeerde opvoeding
C
Erfelijkheid

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Mensen met ASS kunnen een hyperfocus hebben. Wat is dit?
A
Overprikkeld raken
B
Agressief gedrag naar anderen
C
Moeite hebben met verandering
D
Interesse voor 1 bepaald onderwerp

Slide 4 - Quiz

Hoe je je gedraagt
Als je ASS hebt, ben je vaak heel nauwkeurig met dingen bezig. In het dagelijks leven heb je soms moeite om informatie te verwerken. Omdat andere mensen dingen zeggen of doen op een manier die voor jou niet logisch is.
Sommige onderwerpen vind je zo interessant, dat je bijna nergens anders aan kunt denken. Houd je bijvoorbeeld van aardrijkskunde, dan kun je uren in de atlas bladeren totdat je alle landen en hun hoofdsteden kent. Of je bent dol op honden, je weet er bijna alles van en wilt over bijna niets anders praten.
Andere dingen herhaal je juist steeds. Dat kunnen kleine bewegingen zijn, zoals het wiebelen met je voeten. Maar het kunnen ook woorden of zinnen zijn, die je vaak opnieuw zegt. Ook vind je het vaak prettig als dingen in een bepaalde volgorde en op vaste momenten gebeuren. Dit herhalen kan ervoor zorgen dat je je rustiger voelt.
Wat is heel belangrijk voor iemand met ASS?
A
Variatie in het dagpatroon
B
Veel vriendschappen
C
Het uiterlijk
D
Structuur en duidelijkheid

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

ASS staat voor
A
Algemene sociale stoornis
B
Autisme spectrum stoornis
C
Asociale, spectrum stoornis
D
Autisme, sociale stoornis

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Kinderen met ADHD kunnen moeilijk stilzitten en reageren snel. Zij vallen onder het ADHD-syptoom
A
Druk/niet sociaal
B
Afwezig/impulsief
C
Hyperactiviteit/ impulsiviteit
D
Ongeconcentreerd/ springerig

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel vormen van ADHD bestaan er?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wel opletten he, weten jullie deze nog?
Waar staat ADHD voor?
A
Alle Dagen Heel Druk
B
Attention Detection Hyperactive Disorder
C
Attractor Deficit Hyper Disability
D
Attention Deficit Hyperactivity Disorder

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

ADHD is een
A
leerstoornis
B
gedragsstoornis

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Trisomie 21 is
A
Syndroom van Rett
B
Syndroom van Turner
C
Syndroom van Down
D
Weet ik niet

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Het syndroom van Down ontstaat door
A
Een chromosoom nr 21
B
Twee chromosomen nr 21
C
Drie chromosomen nr 21
D
Vier chromosomen nr 21

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Waardoor hebben mensen met het syndroom van Down een grotere kans op dementie?
A
Vanwege een verstandelijke handicap
B
Hartafwijkingen
C
Een kleiner hoofd hebben
D
Vanwege trisomie op chromosoom 21

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Waar
Niet waar
Kinderen met het syndroom van Down imiteren snel gedrag van anderen
Baby's met het syndroom van Down hebben een normale spierspanning
Bij mensen met het syndroom van Down is de verhouding van het lichaam normaal, ze zijn alleen vaak kleiner.
Mensen met het syndroom van Down reageren vaak wat trager, alsof ze eerst even na moeten denken

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

De kans op Down neemt toe naarmate de moeder ouder is....
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een uiterlijke kenmerk van het syndroom van down?
A
Veel haar
B
Ondergewicht
C
Lange vingers en tenen
D
Een grote tong

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel meisjes per jaar worden geboren met het syndroom van rett
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen symptoom van het syndroom van rett
A
Scoliose
B
Stereotiepe handbewegingen
C
Geen vooruitgang in ontwikkeling
D
kleinere schedel

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Voor autisme kan je een pilletje nemen zodat je er geen last meer van hebt
A
Waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel mensen met autisme hebben een verstandelijke beperking?
A
20%
B
40%
C
60%
D
80%

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel mensen in Nederland hebben een verstandelijke beperking?
A
15.000
B
75.000
C
146.000
D
210.000

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welk syndroom komt vaker voor bij jongens en zijn de beperkingen ook erger bij de jongens die het hebben dan bij de meisjes?

A
Rett syndroom
B
Fragiele X-syndroom
C
Prader Willi syndroom
D
Down syndroom

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Bij welk syndroom is de plotselinge stilstand in de ontwikkeling kenmerkend?
A
Rett syndroom
B
Fragiele X-syndroom
C
Prader Willi syndroom
D
Down syndroom

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Dit syndroom geeft vaak een lichte verstandelijke beperking en kenmerkend is de onbedwingbare eetlust
A
Rett syndroom
B
Fragiele X-syndroom
C
Prader Willi syndroom
D
Down syndroom

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Het foetaal-alcohol-syndroom ontstaat door alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap en zorgt voor o.a een verstandelijke beperking bij de baby.
Hoe noemen we deze oorzaak van een verstandelijke beperking?
A
Perinataal
B
Prenataal
C
Postnataal

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

11. Bij welk syndroom zijn deze uiterlijke kenmerken te zien?
Amandelvormige ogen, rond gezicht, mond staat vaak open, dun haar, korte armen en benen
A
het syndroom van down
B
het rett syndroom
C
prader-willi syndroom
D
het foetaal alcohol syndroom

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt een kindje met FAS- syndroom geboren?
A
Door te veel drugs gebruikt tijdens de zwangerschap
B
Door te veel koffie tijdens de zwangerschap
C
Door te veel alcohol tijdens de zwangerschap te drinken
D
Hier kan je niks aan doen zo.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Was dit leerzaam?
presentaties & quiz

Slide 28 - Poll

This item has no instructions

The end

Slide 29 - Slide

This item has no instructions