V4 On s'entraîne MP1 Grandes Lignes chap1

1 / 41
next
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

On s'entraîne 
Chapitre 1
V4

Slide 2 - Slide

MP1 wat vind je goed te doen?

Slide 3 - Mind map

MP1 wat vind je nog lastig?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Il s'est fait mal en faisant du foot.
s'est fait mal
A
heeft gewonnen
B
slaagt in
C
heeft zich zeer gedaan
D
is slecht in

Slide 6 - Quiz

Comme il a oublié sa raquette, il ne peut pas jouer au tennis.
Comme =

Slide 7 - Open question

Je veux participer au match.
participer au =
A
ben gewend aan
B
heb zin in
C
verzet me tegen
D
doe mee aan

Slide 8 - Quiz

Notre équipe a gagné grâce à Adrien.

Slide 9 - Open question

En ce qui concerne mon quartier, je suis content de la quantité de parcs.
en ce qui concerne =
A
als eenmaal
B
voor wat betreft
C
tijdens de aanleg
D
boen alles

Slide 10 - Quiz

Tout le monde est là, sauf Gwénaël.
sauf =
A
behalve
B
maar
C
ondanks
D
zelfs

Slide 11 - Quiz

Vertaal:
Ik train 's soms morgens.

Slide 12 - Open question

Vertaal:
ongeveer
A
environ
B
parfois
C
souvent
D
loin

Slide 13 - Quiz

Vertaal:
Ik maak vaak mijn huiswerk.

Slide 14 - Open question

Vertaal:
de plek
A
l'endroit
B
l'élève
C
le logement
D
l'ouvrier

Slide 15 - Quiz

Vertaal:
Ik haat ruzies!

Slide 16 - Open question

Vertaal:
pesten
A
s'énerver
B
s'entendre mal avec
C
partager
D
taquiner

Slide 17 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Je s'amuser pendant les vacances.
B
Je m'amuser pendant les vacances.
C
Je m'amusais pendant les vacances.
D
Geen van de zinnen is goed.

Slide 18 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Il s'est disputé avec son ami.
B
Il se dispute avec son ami.
C
Il se est disputé avec son ami.
D
Il est se disputé avec son ami.

Slide 19 - Quiz

s'entendre bien avec
Vertaal: ik kan goed overweg met ...

Slide 20 - Open question

se vexer
Vertaal: zij is boos geworden

Slide 21 - Open question


Vertaal: wij verzetten ons tegen

Slide 22 - Open question

Ik was =
A
je suis
B
j'étais
C
j'ai été
D
je serai

Slide 23 - Quiz

wij werkten =

Slide 24 - Open question

Zij keken
A
ils regardent
B
ils regardaient
C
ils ont regardé
D
ils regarderaient

Slide 25 - Quiz

Wat is de imparfait van:
vous venez
A
vous alliez
B
vous veniez
C
vous voyiez
D
vous venniez

Slide 26 - Quiz

Vertaal:
il y avait

Slide 27 - Open question

Vertaal:
hij ging

Slide 28 - Open question

2. Les verbes pronominaux

C'est quoi des verbes pronominaux?

- Waar let je op?


Slide 29 - Slide

Woordsoort: sleep de woorden naar het juiste vakje...!
wederkerend werkwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord
se battre
la fois
se faire mal
venir de
réussir à
l'émission
craindre
s'éclater
le physique

Slide 30 - Drag question

Wederkerend
Niet wederkerend
se raser
éviter
sourire
s'en aller
aimer
s'avancer vers quelqu'un
être

Slide 31 - Drag question

timer
0:30
pouvons
peuvent
peux
pouvez
peut

Slide 32 - Drag question

Wederkerende werkwoorden
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
SE/S'
VOUS
NOUS
ME/M'
TE/T'

Slide 33 - Drag question

wat betekent 's'amuser'

Slide 34 - Open question

Hoe zeg je in het Frans 'wij vermaken ons'

Slide 35 - Open question

Hoe zeg je in het Frans 'zij zullen zich vermaken'

Slide 36 - Open question

zet in het Frans : ik mocht / kon
A
je pourrais
B
je pouvais
C
j'ai pu
D
je peux

Slide 37 - Quiz

zeg in het Frans : wij zijn gegaan
A
nous avons allée
B
nous sommes irons
C
nous sommes allés
D
nous avons allés

Slide 38 - Quiz

zeg in het Frans : ik heb getraind
A
je suis m'entraîné
B
je m'est entraîné
C
je me suis entraînée
D
j'ai entraîne

Slide 39 - Quiz

timer
0:30
voulons
veulent
veux
voulez
veut

Slide 40 - Drag question

il y a des questions ?

Slide 41 - Open question