N&T: elektriciteit

Elektriciteit
Woensdag 27 november
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NT2Zaakvakcursus natuur & techniekHBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Elektriciteit
Woensdag 27 november

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Elektriciteit
Elektriciteit
Magnetisme
Energie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Elektriciteit
7.4.1 statische elektriciteit

7.4.2 elektrische stroom

7.4.3 parallel- en serieschakeling

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Waaruit bestaat een atoom?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Zijn elektronen positief of negatief?
A
Negatief
B
Positief

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Statische elektriciteit







1. Alles heeft kleine deeltjes die lading dragen:
Atomen hebben elektronen (negatief geladen) en protonen (positief geladen). Normaal zijn deze in balans, dus een voorwerp is neutraal.
2. Wrijving zorgt voor springen van elektronen
Ladingen willen in balans zijn
3. Ongelijke ladingen zorgt dat de muur blijft plakken (positief trekt negatief aan)
4. Vonkje? Dat is de ontlading!


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Materialen
- Isolatoren = stoffen die elektrische energie slecht doorlaten, 

- Geleiders =stoffen die elektrische energie goed doorlaten, 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Materialen
- Isolatoren = stoffen die elektrische energie slecht doorlaten, 
bijvoorbeeld: plastic, rubber, hout en lucht.
- Geleiders =stoffen die elektrische energie goed doorlaten, bijvoorbeeld: koper, ijzer, lood en koolstof. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Elektrische stroom
Benodigdheden
- spanningsbron
- gesloten stroomkring
- elektrisch geleidende materialen

elektronen verplaatsen van - naar + pool (aantrekking)
stroom van + naar -  (Vast gelegd voor ontdekking van elektronen, nooit veranderd want niet van belang)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Met welk instrument kan het lampje gaan branden
A
glazen roerstaafje
B
zilveren schaaltje
C
porseleinen lepel
D
alle drie

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Schakelaar 
Schakelaar: onderbreken stroomkring (lichtknopje)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Weerstand
Stroom 'kiest' de weg met minste weerstand
Dikke draden = minder weerstand (denk aan snelweg)
Soms is veel weerstand juist handig: gloeilamp (Zonder weerstand gaat de stroom erdoorheen zonder warmte of licht te produceren)
                                  

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


A
allebei open
B
S1 dicht, s2 open
C
s1 open, s2 dicht
D
allebei dicht

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Spanning en stroom
Spanning (V)
= Kracht die de elektronen beweegt
- eenheid Volt (V) --> voltmeter
- in Nederland: 230 V

Stroomsterkte (I)
= is hoeveel elektronen er per seconde bewegen.
- eenheid Ampère (A) --> ampère- of stroommeter 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Serie en parallel 
In een serie schakeling zijn de componenten achter elkaar aangesloten, zodat de stroom door elk onderdeel in dezelfde volgorde moet gaan.



Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions

Serie en parallel
Onthouden!

PArallelschakeling --> sPAnning overal gelijk
Serieschakeling --> Stroomsterkte overal gelijk
Serie
Parallel
Volgorde
Componenten gelijk achter elkaar
Componenten naast (los) van elkaar
Stroomsterkte (A)
is overal gelijk, zelfde stroom door alle componenten
Verdeeld zich over de verschillende takken
Spanning (V)
Spanning wordt verdeeld
Zelfde spanning over alle componenten
Betrouwbaarheid
Als een uit valt, doet niks het meer
Als een uitvalt, doet de rest het wel
Serie = stroom gelijk
Parallel = spanning gelijk

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Stroomsterkte is in
A
Ampere
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Spanning is in
A
Ampere
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Oefenvraag verlichting

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Welke conclusie is juist? De lampjes in de slinger zijn ...
A
15V in serie
B
15V parallel
C
220V in serie
D
220V parallel

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Hoe kan Lotte de stroomsterkte meten
A
Ampèremeter plek 1
B
Voltmeter plek 1
C
Ampèremeter plek 2
D
Voltmeter plek 2

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wet van Ohm
De wet van Ohm legt uit hoe spanning, stroom en weerstand met elkaar verbonden zijn.

- Spanning is de kracht die de elektronen beweegt.
- Stroom is de hoeveelheid elektronen die door een draad bewegen.
- Weerstand is de mate van tegenwerking die de elektronen ondervinden.

Dus: Meer spanning betekent meer stroom, tenzij de weerstand toeneemt

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Wet van Ohm
U = I x R
spanning = stroom x weerstand
 volt  (V) = amp (A) x ohm  (Ω)

Hoge weerstand = afname stroom
Lage weerstand = toename stroom

STEL: 10V = ? x  1 ohm = 10 A 
met lagere weerstand (5 ohm) = 
Met hogere weestand (20 ohm) = 

Slide 32 - Slide

Hoge weerstand betekent dat de elektronen minder makkelijk kunnen bewegen, waardoor de stroom afneemt.
Lage weerstand betekent dat de elektronen vrijer kunnen bewegen, waardoor de stroom toeneemt.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

De stroomsterkte ...
A
blijft gelijk
B
wordt verdubbeld
C
wordt gehalveerd
D
wordt nul

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Magnetisme
Kleine magnetische gebiedjes in een materiaal wijzen dezelfde kant op
Hoe dichter bij de magneet: des te sterker het magnetisch veld
- Zuidpool op aarde: magnetische noordpool en andersom. (trekvogels)
noord en zuid
aantrekken en afstoten
aardmagnetisme

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Energie
Soorten energie
Energiebronnen

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Energie omzetten

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

welke energieomzettingen vinden plaats?
A
antwoord A
B
antwoord B
C
antwoord C
D
antwoord D

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Energieverbruik berekenen
E (energieverbruik) = P (vermogen) x t (tijd)
Joule of Ws                           watt                    s
Vermogen = hoeveelheid energie die per seconde verbruikt wordt

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Hoe goed begrijp je de stof van vandaag?
0100

Slide 41 - Poll

This item has no instructions

Zelfstudie
laatste stukje 7.4.3 over zekering, randaarde en aardlekschakelaar (parallel en serie)
laatste stukje 7.4.4 over de elektromotor en dynamo (magnetisme)
laatste stukje 8.4 over biomassa, duurzame energie, etc (energie)


Slide 42 - Slide

This item has no instructions