This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Communicatie les 2
B1-K1-W5
Slide 1 - Slide
Woordketting spel:
- Ga in een cirkel staan
- We gaan een woordketting maken met het thema communicatie.
- De volgende student noemt een woord dat verband houdt met het vorige woord.
- Er mogen geen dubble woorden in voorkomen.
- Wanneer je niks meer weet ben je af!
Slide 2 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
- Zoekvragen (HW) bespreken
- Soorten vragen bespreken en oefeningen
- Feedback geven en ontvangen
Slide 3 - Slide
Zoekvragen bespreken
Slide 4 - Slide
Eenzijdig of tweezijdig communicatie
eenzijdig:
éénrichtings-verkeer
je zoekt informatie op internet
tweezijdig: Je bent tegelijk zender en ontvanger.
een gesprek met iemand
Slide 5 - Slide
Effectieve communicatie
Effectieve communicatie is het vermogen om je boodschap duidelijk en doeltreffend over te brengen aan een ander of een groep mensen. Het betekent dat je luistert naar wat de ander zegt en begrijpt wat ze bedoelen. Door middel van duidelijke taal en gebaren lukt het je om de boodschap over te brengen.
Slide 6 - Slide
Vragen stellen:
Het stellen van vragen kan verschillende functies hebben, zoals;
Meer te weten komen over iemand;
Iemand beter leren te begrijpen;
Een beeld krijgen van de wensen en behoeften van de ander;
Iemand helpen tot niewe inzichten te komen;
Duidelijkheid krijgen over wat een ander denkt, voelt of wenst;
Belangstelling tonen;
Slide 7 - Slide
Open Vragen
Slide 8 - Slide
Oefening:
Maak tweetallen bedenk samen een onderwerp waarover jullie het gaan hebben.
Bedenk per persoon 10 open vragen die diepgang in het gesprek geven.
Interview elkaar om de beurt met deze vragen.
Geef elkaar feedback over de kwaliteit van de vragen.
Slide 9 - Slide
Gesloten Vragen
Slide 10 - Slide
Wie is het?
Eén Student mag voor de klas komen staan en neemt een andere student uit de klas in gedachten.
De studenten in de klas gaan achter hun stoel staan.
Jullie mogen vragen stellen die met ja en nee beantwoord kunnen worden, bijv. is het een jongen? Heeft hij een bril? (gesloten vragen)
Studenten die niet binnen de beschrijving passen, gaan zitten, maar mogen nog wel mee blijven doen met het stellen van vragen.
Uiteindelijk blijft er één student over, die de gene voor de klas ingedachten had.
Slide 11 - Slide
Geen ja of nee
In het zeg geen ja zeg geen nee spel vraagt een spelleider steeds een gesloten vraag aan iemand uit de groep. Deze persoon moet de vraag beantwoorden maar mag niet ja of nee zeggen. Elke vraag is voor iemand anders uit de groep. Als iemand per ongeluk wel ja of nee zegt is deze persoon af en mag niet meer mee doen.
Slide 12 - Slide
Doorvragen
Slide 13 - Slide
Reflecterende vragen
Slide 14 - Slide
Waarom vragen
Slide 15 - Slide
Suggestieve vragen
Slide 16 - Slide
Dubbele vragen
Slide 17 - Slide
Spel: Black stories
Verdeel de klas in 4 groepjes!
Slide 18 - Slide
Wilt u vandaag douchen?
A
Is een open vraag
B
Is een suggestieve vraag
C
Is een gesloten vraag
D
Is een indirecte vraag
Slide 19 - Quiz
Welk vraag is een suggestieve vraag?
A
U wilt zeker niets meer eten?
B
Wilt u koffie of thee?
C
Wat zou u graag vanmiddag willen doen?
Slide 20 - Quiz
Een voorbeeld van een reflecterende vraag is?
A
Je wil zeker niet wandelen vandaag?
B
Ben je gaan wandelen?
C
Hoe heb je de wandeling ervaren?
D
Wil je wandelen of hardlopen?
Slide 21 - Quiz
Een open vraag begint vaak met wie, wat, waar, welke, waarheen, wanneer of hoe?
A
Niet waar
B
Waar
Slide 22 - Quiz
Feedback geven en ontvangen:
Als je met iemand in gesprek bent, geeft de ander verbale en non- verbale reacties. Dit zijn allemaal signalen die je vertellen hoe je boodschap of gedrag overkomen op de ander.