Con Gusto 1 ,1a semana, 1a clase (MP)

1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Minor A1
Unidad 1
Viaje al español
 

Slide 5 - Slide

Viaje al español
  • jezelf voorstellen 
  • begroeten en afscheid nemen  
  • naar iemands naam vragen 
  • klemtoon- en uitspraakregels
  • zeggen waarom je Spaans leert 
  • persoonlijke vnmw. als onderwerp
  • regelmatige werkwoorden op -ar 

Slide 6 - Slide

Waar moet jij aan denken, als je aan Spanje denkt?
Sleep ze naar de kaart van Spanje toe

Slide 7 - Drag question

Bienvenidos TB p.8
Saludar, presentarse y despedirse
 

Saludar
  • Hola
  • Buenos días.
  • Buenas tardes.
  • Buenas noches.
Presentarse
  • Me llamo ... ¿Y tú?, 
¿ Cómo te llamas?
  • Me llamo ... ¿Y usted?, 
¿ Cómo se llama? ..
-Soy ...Me llamo
Despedirse
  • Adiós.
  • Hasta luego.
  • Hasta pronto.
  • Buenas noches.
Van 0 tot 10: cero, uno, dos, tres, cuatro, cinco, seis, siete, ocho, nueve, diez
1.
2.

Slide 8 - Slide

Viaje al español TB p.9
Luister en omcirkel de woorden die genoemd worden.  
TB nr. 1a - 3
ruinas mayas, el mate, tomate, cacao, playa, música, salsa, paella, tapas, tacos

Slide 9 - Slide

Welke Spaanstalige beroemdheden ken je?
Sleep de naam naar de juiste foto
Penélope Cruz
Lionel Messi
Máxima
Shakira
Daddy Yankee y Fonzi
Rafa Nadal

Slide 10 - Drag question

¿Cómo te llamas? TB p.10
Informeel
o ¿Cómo te llamas?
-  Me llamo ... ¿Y tú? / Y tú, ¿cómo te llamas?
o Me llamo... / Soy ....


Formeel 
o ¿Cómo se llama usted? 
-  Me llamo ... ¿Y usted? / Y usted, ¿cómo se llama usted? 
o Me llamo... / Soy ....

Slide 11 - Slide

Personas famosas TB p.10
¿Cómo se llaman las personas? Escucha.
Luister naar de drie gesprekken en verbind de voor- en achternamen met elkaar. Waar vinden de gesprekken plaats?
María José 
López Gutiérrez
3
1
2
Antonio
Martín Jiménez
Javier
Gómez Moreno

Slide 12 - Slide

spreek je niet uit
¿Cómo se pronuncia? TB p.11
C
CH
G
H
J
LL

Ñ
QU
R/RR
V
X
Y
c = k voor a, o, u
c = th voor e, i
als tsj
g = als in goal voor a, o, u 
g = harde g voor e, i
harde g  
als j (in ja)
als nj in Spanje
als de k
aan het begin - explosieve b
in het midden - zachter, tussen b en v
rollend, aan het begin sterk rollend
RR = altijd sterk rollend
als ks in taxi
México - méxicano - méxicana
als de j in ja 
Z
als th 

Slide 13 - Slide

De klemtoonregels en accenten:
  • Bij woorden die eindigen op een klinker, een -n of een -s, valt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep. vb: libro, bebes, hablan.
  • Bij woorden die eindigen op een medeklinker, behalve een -n of een -s, valt de klemtoon op de laatste lettergreep: vb: ciudad, poner
  • Uitzonderingen op de bovenstaande regels krijgen een accentteken (altijd naar rechts). vb: árbol, teléfono

Gramática TB. p. 113

Slide 14 - Slide

Waar valt de klemtoon?
laatste lettergreep
een na laatste lettergreep
anders
Caracas
Benidorm
médico
estudiar
playa
Gibraltar
compañeros

Slide 15 - Drag question

Medeklinkers en klinkers samen: Hoe schrijf je dat?
  • klank /K/ : ca – que – qui – co – cu
  • klank /g/ de “goal” : ga – gue – gui – go – gu
  • klank “CH”de kachel    : ge – gi
                                               : ja – je – ji – jo – ju

  • klank engelse “th” : za – ce – ci – zo – zu
Spaanse klinkers: a, e, i, o, u

Slide 16 - Slide

TB p. 11 oef. 5: Trabalenguas

Slide 17 - Slide

¿Para qué estudias español?
TB.p12 t/m17
Unidad 2 afmaken:
  • zeggen waarom je Spaans leert
  • persoonlijke vnmw. als onderwerp
  • regelmatige werkwoorden op -ar  
  • naar de betekenis van woorden vragen 
  • het bepaald lidwoord
  • het geslacht van zelfstandige nw.
  • het meervoud van zelfstandige nw.  
  • Panamericana

Slide 18 - Slide

Waar valt de klemtoon?
laatste lettergreep
een na laatste lettergreep
anders
Caracas
Benidorm
médico
estudiar
playa
Gibraltar
compañeros

Slide 19 - Drag question

      ¿Para qué estudias español?
 
TB nr. 6 p.12 Escucha y marca los motivos. 
Luister en kruis aan om welke redenen de cursisten Spaans leren.





¿Para qué estudias español?  
Estudio español para ...
9

Slide 20 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -AR TB p.12
persoonlijke vnw.
Enkv.
estudiar

1.  estudio
2. estudias
3. estudia

1.  estudiamos
2. estudiáis
3. estudian
1.  ik
2. jij
3. hij, zij, u
MV
1.  wij
2. jullie
3. zij, u  
1. yo
2. tú
3. él, ella, usted

1. nosotros/as
2. vosotros/as
3. ellos, ellas, ustedes
hablar

1.
2.
3.

1.
2.
3.
.

Slide 21 - Slide

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 22 - Drag question

¿Tú o usted? p.13
TB nr. 7b p.13 Escucha y marca si las personas hablan de de tú o usted. 
usted
usted

Slide 23 - Slide

samen werken 
Maak samen met een medeleerling: 
:                          
opdracht 5 p.11 tb                
opdracht 8 p.13 tb              
   opdracht  5, 11, 12, 19, 21  wb  
  
         

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Hoe kun je iemand in het Spaans begroeten?
A
¡hola!
B
¡buenos días!
C
me llamo
D
hasta pronto

Slide 26 - Quiz

Hoe kun je vragen: "Hoe heet u?"
A
¿Cómo te llamas?
B
¿Como te llama usted?
C
¿Como se llamas ?
D
¿Como se llama usted?

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video

ik
jullie
zij (enkv)
jij
hij
wij
u (mv)
u ( enkv)
vosotros
él
ustedes
yo
ella
nosotros
usted

Slide 29 - Drag question

vervoeg het ww. : ns=nosotros en vs= vosotros

Slide 30 - Slide