Minor A1 Unidad 1

1 / 30
next
Slide 1: Slide
spaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

09.00- 10:15 Les Con Gusto (m.b.v. LessonUp)
10:15- 10:30 pauze
10:30- 11:30 Les Con Gusto (m.b.v. LessonUp)
11:30- 12:10 in groepjes werken
12:10- 12:40 nabespreking en afsluiting
12:45- 13:15 evt. studiebegeleiding

Slide 2 - Slide

De portal
  • link in e-mail gekregen van Fontys.
  • Informatie van eigen groep
  1. onderwijs materiaal minor  Spaans
  2. 2020-2021 - semester 1
  3. Groep 3

Publicatie Fontys
  • Introductie minor Spaans
  • Inleiding- Huisregels
  • Studieplanner
  • Berekening cijfers
  • TT Diagnostische

Slide 3 - Slide

Minor A1
Unidad 1
Viaje al español
(parte 1)
 

Slide 4 - Slide

Viaje al español
  • zich voorstellen 
  • begroeten en afscheid nemen  
  • naar iemands naam vragen 
  • uitspraakregels
  • zeggen waarom je Spaans leert 
  • persoonlijke vnmw. als onderwerp
  • regelmatige werkwoorden op -ar

Slide 5 - Slide

Waar moet jij aan denken, als je aan Spanje denkt?
Sleep ze naar de kaart van Spanje toe

Slide 6 - Drag question

Bienvenidos TB p.8
Saludar, presentarse y despedirse
 

Saludar
  • Hola
  • Buenos días.
  • Buenas tardes.
  • Buenas noches.
Presentarse
  • Me llamo ... ¿Y tú?, 
¿ Cómo te llamas?
  • Me llamo ... ¿Y usted?, 
¿ Cómo se llama? ..
-Soy ...Me llamo
Despedirse
  • Adiós.
  • Hasta luego.
  • Hasta pronto.
  • Buenas noches.
Van 0 tot 10: cero, uno, dos, tres, cuatro, cinco, seis, siete, ocho, nueve, diez
1.
2.

Slide 7 - Slide

Viaje al español TB p.9
Luister en omcirkel de woorden die genoemd worden. Maar eerst gaan we naar de volgende slide.  
TB nr. 1a - 3
ruinas mayas, el mate, tomate, cacao, playa, música, salsa, paella, tapas, tacos

Slide 8 - Slide

Welke Spaanse woorden
ken je al?

Slide 9 - Mind map

Personas famosas TB p.10
¿Cómo se llaman las personas? Escucha.
Luister naar de drie gesprekken en verbind de voor- en achternamen met elkaar. Waar vinden de gesprekken plaats?
María José 
López Gutiérrez
6
4
5
Antonio
Martín Jiménez
Javier
Gómez Moreno

Slide 10 - Slide

¿Cómo te llamas? TB p.10
Informeel
o ¿Cómo te llamas?
-  Me llamo ... ¿Y tú? / Y tú, ¿cómo te llamas?
o Me llamo... / Soy ....


Formeel 
o ¿Cómo se llama usted? 
-  Me llamo ... ¿Y usted? / Y usted, ¿cómo se llama usted? 
o Me llamo... / Soy ....

Slide 11 - Slide

Welke Spaanstalige beroemdheden ken je?
Sleep de naam naar de juiste foto
Penélope Cruz
Lionel Messi
Máxima
Shakira
Daddy Yankee y Fonzi
Rafa Nadal

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Video

spreek je niet uit
¿Cómo se pronuncia? TB p.11
C
CH
G
H
J
LL

Ñ
QU
R/RR
V
X
Y
c = k voor a, o, u
c = th voor e, i
als tsj
g = als in goal voor a, o, u 
g = harde g voor e, i
harde g  
als j (in ja)
als nj in Spanje
als de k
aan het begin - explosieve b
in het midden - zachter, tussen b en v
rollend, aan het begin sterk rollend
RR = altijd sterk rollend
als ks in taxi
México - méxicano - méxicana
als de j in ja 
Z
als th 
7
8.

Slide 14 - Slide

Medeklinkers en klinkers samen: Hoe schrijf je dat?
  • klank /K/ : ca – que – qui – co – cu
  • klank /g/ de “goal” : ga – gue – gui – go – gu
  • klank “CH”de kachel    : ge – gi
                                               : ja – je – ji – jo – ju

  • klank engelse “th” : za – ce – ci – zo – zu
Spaanse klinkers: a, e, i, o, u

Slide 15 - Slide

De klemtoonregels en accenten: Wb.p.12,ej.26
  • Bij woorden die eindigen op een klinker, een -n of een -s, valt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep. vb: libro, bebes, hablan.
  • Bij woorden die eindigen op een medeklinker, behalve een -n of een -s, valt de klemtoon op de laatste lettergreep: vb: ciudad, poner
  • Uitzonderingen op de bovenstaande regels krijgen een accentteken (altijd naar rechts). vb: árbol, teléfono

Gramática TB. p. 113

Slide 16 - Slide

TB p. 11 oef. 5: Trabalenguas

Slide 17 - Slide

¿Para qué estudias español?
 
TB nr. 6 p.12 Escucha y marca los motivos. 
Luister en kruis aan om welke redenen de cursisten Spaans leren.





¿Para qué estudias español?  
Estudio español para ...

Slide 18 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -AR TB p.12
persoonlijke vn.

estudiar

1.  estudio
2. estudias
3. estudia
1.  estudiamos
2. estudiáis
3. estudian
1.  ik
2. jij
3. hij, zij, u
1.  wij
2. jullie
3. zij, u  
1. yo
2. tú
3. él, ella, usted
1. nosotros/as
2. vosotros/as
3. ellos, ellas, ustedes
hablar

1. habl-
2. habl-
3. habl-
1. habl-
2. habl-
3. habl-
.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

0

Slide 21 - Video

¿Tú o usted? p.13
TB nr. 7b p.13 Escucha y marca si las personas hablan de de tú o usted. 
usted
usted

Slide 22 - Slide

Tareas en grupo
11.30-12.10
Werkboek:
p. 5:oef.3a, 4
p.6:oef.6, 7
p.8: oef.11,12
TB:
pag.11:oef.5
pag.13: oef8a

Slide 23 - Slide

¿Qué recuerdas?

Slide 24 - Slide

Hoeveel personen in de wereld spreken Spaans, denk jij?
A
ongeveer 170 miljoen
B
meer dan 500 miljoen
C
meer dan 350 miljoen
D
minder dan 300 miljoen

Slide 25 - Quiz

In welke landen wordt Spaans als 2e taal gesproken?
A
Mexico
B
Verenigde Staten
C
Brazilië
D
Equatoriaal Guinee (Centraal Afrika)

Slide 26 - Quiz

Hoe kun je iemand in het Spaans begroeten?
A
¡hola!
B
¡buenos días!
C
me llamo
D
hasta pronto

Slide 27 - Quiz

Hoe kun je vragen: "Hoe heet u?"
A
¿Cómo te llamas?
B
¿Como te llama usted?
C
¿Como se llamas ?
D
¿Como se llama usted?

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Deberes ( Huiswerk)
Werkboek:
  • Oefeningen 1,2,5,8, 9 a/b, 10, 15,16,20
Tekstboek:
  • Panamericana

Slide 30 - Slide