Toptaal A1A2 30 juni

• NT2
• MBO
• Studiejaar 4

De woorden van 

thema 17, taak 1 en 2 Scheidbare werkwoorden en afleidingen

Je moet geen geld lenen aan die man. Hij is erg .........................

1. geschikt
2. onbetrouwbaar
3. boeiend
4. klantgericht

De KLM stelt stenge .................... aan de kleding van medewerkers.

1. versterken
2. functies
3. eisen
4. vacatures

Bibi kan goed omgaan ...................... dieren.

1. met
2. bij
3. over
4. van

We vinden de zomer.................... heel leuk! Zo kleurrijk en vrolijk.

1. functie
2. dienst
3. kwaliteit
4. mode

Het werk als vrachtwagenchauffeur is heel .........................

1. aannemen
2. beschikbaar
3. afwisselend
4. overleggen

bedrijven hebben veel moeite om ..................... personeel te vinden.

1. motivatie
2. functie-eisen
3. kwaliteit
4. geschikt

De vrachtwagens kunnen op deze parkeerplaats laden en ................

1. aannemen
2. lossen
3. behulpzaam
4. overnemen

We zitten op de boot naar .....................

1. England
2. Engeland
3. Engelsland
4. Engelland

Als je in de horeca werkt moet je ...................... zijn. Soms moet je overwerken.

1. overleg
2. fulltime
3. nauwkeurig
4. flexibel

Mijn zoon ..................... veel maar heeft nog geen leuke baan gevonden.

1. gaat om
2. solliciteert
3. versterkt
4. laadt

Sommige cursisten zijn heel .................... Ze maken altijd hun huiswerk.

1. ijverig
2. behulpzaam
3. beschikbaar
4. lui

Er zijn veel .......................... in de zorg. Ze kunnen moeilijk goed personeel vinden.

1. personeelszaken
2. magazijnen
3. vacatures
4. managers

Dictee

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Scheidbare werkwoorden

Ik heb mijn dochter ................

1. ingeschrijfd
2. ingeschreven
3. ingeschreefd

Heb je daar goed over .................?

1. nagedacht
2. genadenkt
3. nagedenkt

Wie heeft de boeken ....................?

1. meegeneemt
2. meegenomen
3. meegenemen

Mijn zoon heeft zelf zijn jasje .................

1. aangetrokt
2. aangetrekt
3. aangetrokken

Jullie hebben de deur niet ...............

1. dichtdoen
2. dichtgedoen
3. dichtgedaan

Zet in de perfectum:
Mijn oma neemt haar pillen in.

Zet in de perfectum:
Waarom geef je al je geld uit?

Zet in de perfectum:
Julia krijgt haar ring terug.

Zet in de perfectum:
Schrijf je de regels op?

Zet in de perfectum:
Boris brengt een bos bloemen mee.

Afleidingen

Van welk werkwoord komt:
de herinnering

Van welk werkwoord komt:
het gesprek

Van welk werkwoord komt:
het gevoel

Van welk werkwoord komt:
belachelijk

Van welk werkwoord komt:
onophoudelijk

Van welk zelfstandig nw komt:
bedoelen

Van welk zelfstandig nw komt:
herhalen

Van welk zelfstandig nw komt:
waarderen

Welke afleiding kan je maken van breken?

1. breeklijk
2. breekbaar
3. breekzaam
4. breeking

Welke afleiding kan je maken van herkennen?

1. herkenzing
2. herkenlijk
3. herkenzaam
4. herkenbaar

Welke afleiding kan je maken van koning?

1. koninklijk
2. koninkbaar
3. koninkzich
4. koningzaam

Welke afleiding kan je maken van horen?

1. hoorlijk
2. hoorbaar
3. hoorzaam
4. hooring