Je hebt dus beeldspraak uit klas 2 herhaald. Je weet nu het verschil tussen de volgende vormen van beeldspraak:
- een vergelijking (een kop als een boei)
- een metafoor (ruim je zwijnenstal eens op)
- een personificatie (de bomen fluisteren haar naam)
- een metonymia (ik lust nog wel een glaasje)