This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Soorten zinnen
Enkelvoudige zin: Ik sport elke dag.
Samengestelde zin: Ik sport elke dag, omdat ik gezond bezig wil zijn.
Slide 2 - Slide
Wat is een samengestelde zin?
1. Meer dan één persoonsvorm in een zin
Ik sport elke dag. pv = sport > enkelvoudige zin
Ik sport elke dag, omdat ik gezond bezig wil zijn > pv = sport + wil > samengestelde zin
Slide 3 - Slide
Wat is een samengestelde zin?
2. De samengestelde zin bestaat uit twee zinnen.
Ik sport elke dag (1), omdat ik gezond bezig wil zijn (2).
Slide 4 - Slide
Wat is een samengestelde zin?
3. Twee zinnen worden vaak met een voegwoord aan elkaar geplakt. Voorbeelden van voegwoorden: dus, en, of, omdat, maar, nadat, terwijl, toen, want, zodat, ...
Ik sport elke dag, omdat ik gezond bezig wil zijn.
Slide 5 - Slide
Verbind de zinnen aan elkaar.
Kies uit: maar, omdat, terwijl, want
Slide 6 - Slide
Kies uit: maar – omdat – terwijl – want De douane op het vliegveld heeft een man aangehouden, … hij te veel geld in zijn bagage had.
Slide 7 - Open question
Kies uit: maar – omdat – terwijl – want Begin oktober scheen de zon, … de tweede helft was nat.
Begin oktober scheen de zon, …. de tweede helft was nat.
Slide 8 - Open question
Kies uit: maar – omdat – terwijl – want Vanavond kan ik niet trainen, ….. ik ga uit eten.
Slide 9 - Open question
Noteer de persoonsvormen
Slide 10 - Slide
Het kruispunt wordt in fases afgesloten, zodat het verkeer door kan rijden.
Slide 11 - Open question
Op donderdagavond werd een 48-jarige man aangehouden, omdat hij verschillende boetes had openstaan.
Slide 12 - Open question
Enkelvoudig of samengesteld?
Slide 13 - Slide
Het aantal aanmeldingen stroomt binnen, dus het feest gaat door.
A
Dit is een enkelvoudige zin.
B
Dit is een samengestelde zin.
Slide 14 - Quiz
De verkoop van nieuwe fietsen, auto's en steps is vorig jaar met 12,6 procent gedaald.
A
Dit is een enkelvoudige zin.
B
Dit is een samengestelde zin.
Slide 15 - Quiz
Terwijl zij slaapt, kijkt hij naar de film.
A
Dit is een enkelvoudige zin.
B
Dit is een samengestelde zin.
Slide 16 - Quiz
Onderwerp
Noteer het onderwerp van de volgende zinnen. (Wie/Wat + pv?)
Slide 17 - Slide
Morgen moeten we eerder op school zijn, dus ik zet mijn wekker.
Slide 18 - Open question
Rembrandt ging in de leer bij een meester-schilder, omdat hij goed kon tekenen.
Slide 19 - Open question
Maak van de enkelvoudige zinnen een samengestelde zin: Je kunt vanavond niet weg. Je fietslamp is kapot.