3.3 grammatica samengestelde zin

Wat valt je op aan deze zin?
Als je het goed vindt, word je behandeld door een huisarts in opleiding. 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat valt je op aan deze zin?
Als je het goed vindt, word je behandeld door een huisarts in opleiding. 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
-Je herkent samengestelde zinnen
-Je herkent werkwoordsvormen binnen samengestelde zinnen
-Je weet welke spellingsregels je moet volgen om de werkwoorden binnen een samengestelde zin juist te schrijven.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat is het voegwoord van deze samengestelde zin? 'Ze vulde het formulier in, nadat ze had ingelogd.'
A
vulde
B
nadat

Slide 9 - Quiz

Wat is het voegwoord in deze samengestelde zin? 'De zon scheen en het regende tegelijkertijd.'
A
en
B
scheen

Slide 10 - Quiz

Wat is het voegwoord van deze samengestelde zin? 'Ik meld me bij de conciërge, want ik ben te laat'
A
want
B
meld

Slide 11 - Quiz

Terwijl Oualid leert voor het proefwerk, leest Rodas een boek.
A
enkelvoudige zin: 1 pv
B
samengestelde zin, voegwoord 'leest'
C
samengestelde zin, 1 pv
D
samengestelde zin, voegwoord 'terwijl'

Slide 12 - Quiz

In een samengestelde zin staat altijd een voegwoord of een komma.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat is het voegwoord in deze zin?

Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.
A
voor
B
maar
C
maakt
D
al

Slide 14 - Quiz

Als je van deze twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maakt, welk voegwoord ga je dan gebruiken?
Ik ga vanavond koken voor mijn moeder.
Zij is zo moe van het werken.
A
en
B
maar
C
omdat
D
want

Slide 15 - Quiz

In een samengestelde zin staat het voegwoord altijd in het midden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Jorick heeft deze vraag goed, maar Bram klikt per ongeluk op het verkeerde antwoord.
A
enkelvoudige zin: 1 pv
B
samengestelde zin, voegwoord 'maar'
C
samengestelde zin, 1 pv
D
enkelvoudige zin, voegwoord 'maar'

Slide 17 - Quiz

Wat is/zijn de persoonsvorm(en)?
Troy belooft dat hij zal doen wat hij
heeft beloofd.
A
belooft
B
heeft
C
beloofd

Slide 18 - Quiz

Spelling van pv in samengestelde zin
Controleer welke functie het werkwoord heeft in de zin:
persoonsvorm- infinitief (wij vorm)- voltooid deelwoord

Slide 19 - Slide

Bij een samengestelde zin gelden dezelfde spellingsregels.
PV t.t.--> ik/ ikvorm+t heel werkwoord
PV. v.t gebruik het kofschiptaxi
infinitief: gebruik het hele werkwoord (wij-vorm)
VDW. gebruik kofschiptaxi

Slide 20 - Slide

Weet jij wat er .........(gebeuren), als je te weinig drinkt?
A
gebeuren
B
gebeurt
C
gebeurd
D
gebeurdt

Slide 21 - Quiz

Nu de regels zijn veranderd, .....(twijfelen) Ayaan of ze voorrang heeft
A
twijfelen
B
twijfeld
C
twijfelt
D
twijfeldt

Slide 22 - Quiz

Ik heb mij erover .......(verbazen), hoe snel iedereen was ......(overtuigen)
A
verbaast, overtuigt
B
Verbaasd, overtuigt
C
verbaasd, overtuigd
D
verbaast, overtuigd

Slide 23 - Quiz

Wat gaan we doen?
Uitleg OW-WWG-LV
Dan:
In de les af: werkblad LV (evt. nog nakijken, anders inleveren)
Huiswerk: Opdracht 1 spelling maken (samengestelde zinnen)
Lezen 10% van je leesboek

Slide 24 - Slide