Klas 1 MH Nederlands 22/03/2022

Even fijn lezen in je boek ! 
timer
10:00
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Even fijn lezen in je boek ! 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
- Zelfstandig lezen (15 min)
- Uitleg tussen -n- in 
   samenstellingen (20 min)
- Maken opdrachten 24, 25 en
   26 in tweetallen (15 min)
- Afsluiting : Wat vond je nog
  moeilijk ?(5 min)

Slide 2 - Slide

Tussen-n

Slide 3 - Slide

Nederlands 22/03/2022
Doel :
Je weet wanneer je een tussen -n en tussen -s schrijft in samenstellingen en wanneer niet.

Slide 4 - Slide

Tussen-n in samenstellingen
Een samenstelling: een nieuw woord maken door twee bestaande woorden samen te voegen, bv. horlogemaker of spinnewiel.

Soms moet er -en of een -e tussen.

Slide 5 - Slide

tussen -n
Is het eerste gedeelte een zelfstandig naamwoord?   
nee
schrijf -e
platteland
hogeschool

Slide 6 - Slide

tussen -n
Is het eerste gedeelte een zelfstandig naamwoord? 

Heeft het eerste gedeelte een meervoud op -en?  

ja
schrijf -e
tarwebrood
benzinegeur
nee

Slide 7 - Slide

woede + uitbarsting =

Slide 8 - Open question

Tussen-n in samenstellingen
Konijnenhok of konijnehok?
Bessenjam of bessejam?
Berengoed of beregoed?
Groentensoep of groentesoep?

Slide 9 - Slide

Hoofdregel tussen-n
Is het eerste deel een zelfstandig naamwoord met 
alleen een meervoud op -en?
Dan schrijf je een tussen-n

Boekenkast
Fietsenrek
Ballenbak

Slide 10 - Slide

Hoofdregel tussen-n
Is het eerste deel een znw met alleen een meervoud op -en?
Dan schrijf je een tussen-n

Is het eerste deel een zelfstandig naamwoord met een meervoud op -s?
Of met een meervoud op -en én -s?
Dan schrijf je geen tussen-n.

Slide 11 - Slide

Tussen-n
Je schrijft geen tussen-n als:

het eerste deel het tweede deel versterkt: beresterk, apetrots.
er van het eerste deel maar één bestaat: zonneschijn.

het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk


Slide 12 - Slide

groente + man =
A
groentenman
B
groenteman

Slide 13 - Quiz

bes + sap =
A
bessensap
B
bessesap

Slide 14 - Quiz

reus + leuk
A
reuzeleuk
B
reuzenleuk

Slide 15 - Quiz

ster + hemel =
A
sterrenhemel
B
sterrehemel

Slide 16 - Quiz

seconde + wijzer =
A
secondewijzer
B
secondenwijzer

Slide 17 - Quiz

kat + luik =
A
katteluik
B
kattenluik

Slide 18 - Quiz

fiets + hok
A
fietsenhok
B
fietsehok

Slide 19 - Quiz

beer + hol =
A
berehol
B
berenhol

Slide 20 - Quiz

beer + goed
A
beregoed
B
berengoed

Slide 21 - Quiz

Tussen-s
bakkerschort of bakkersschort?

REGELS
Hoor je een s? Schrijf een s.
Begint het tweede deel met een s, vervang het door een woord dat niet met een s begint.
bakkerswinkel dus bakkersschort

Slide 22 - Slide

dorp + feest =
A
dorpfeest
B
dorpsfeest
C
dorpssfeest

Slide 23 - Quiz

station + straat =
A
stationstraat
B
stationsstraat

Slide 24 - Quiz

oorlog + schip =
A
oorlogschip
B
oorlogsschip

Slide 25 - Quiz

tussen -n
Heeft het eerste gedeelte een meervoud op -s?  





nee
ja
schrijf - en
koekenpan
schrijf -e
douchekraan
aspergesoep

Slide 26 - Slide

auto + onderdeel =

Slide 27 - Open question

diploma + uitreiking =

Slide 28 - Open question

tosti + apparaat =

Slide 29 - Open question

astma + aanval =

Slide 30 - Open question

politie + agent =

Slide 31 - Open question

Is het woord een samenstelling?

fietskar
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quiz

Is het woord een samenstelling?

secondewijzer
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quiz

zon + bril
A
zonnebril
B
zonnenbril

Slide 34 - Quiz

Uitzondering
Als het eerste deel iets unieks is, dus er is er maar 1 van :
zonnebril - maneschijn
Als het eerste deel geen meervoud heeft :
rijstepap
Als het eerste deel een versterkend woord is
reuzegoed, beresterk, apetrots
Of een vaste uitdrukking zoals bullebak, schattebout.

Slide 35 - Slide

horloge + maker
A
horlogemaker
B
horlogenmaker

Slide 36 - Quiz

spinnen + wiel
A
spinnenwiel
B
spinnewiel

Slide 37 - Quiz

Welk woord is juist?
A
berensterk
B
goedemorgen
C
vitaminepil
D
lampekap

Slide 38 - Quiz

Even een draai aan het rad en maak een samenstelling met 2 znw 

Slide 39 - Slide

Aan de slag :
Spelling

Maken opdracht 24, 25 en 26, blz. 190

Wat niet af komt in de les = huiswerk voor maandag.

Slide 40 - Slide