Samenstellingen

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel

Je weet hoe je samenstellingen moet schrijven.
Je weet wanneer je een trema moet schrijven.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

Boek niet bij je? Lezen in je lesboek van Nederlands
timer
10:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Samenstelling
Een samenstelling is een woord dat uit twee of meer woorden bestaat.

boek + kast = boekenkast
auto + ongeluk = auto-ongeluk
brief + bus = brievenbus

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Samenstelling
Je schrijft een samenstelling als één woord.
windmolenmonteur

Je zet NOOIT een spatie in een samenstelling.

Je zet een koppelteken bij letterverwarring.
wiskunde-expert

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

auto + onderdeel =

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

diploma + uitreiking =

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

tosti + apparaat =

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Hoofdregel tussen-n
Is het eerste deel een zelfstandig naamwoord met 
alleen een meervoud op -en?
Dan schrijf je een tussen-n

Boekenkast
Fietsenrek
Ballenbak

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoofdregel tussen-n
Is het eerste deel een znw met alleen een meervoud op -en?
Dan schrijf je een tussen-n

Is het eerste deel een zelfstandig naamwoord met een meervoud op -s?
Of met een meervoud op -en én -s?
Dan schrijf je geen tussen-n.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Tussen-n
Je schrijft geen tussen-n als:

het eerste deel het tweede deel versterkt: beresterk, apetrots.
er van het eerste deel maar één bestaat: zonneschijn.

het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

groente + man =
A
groentenman
B
groenteman

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

bes + sap =
A
bessensap
B
bessesap

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

reus + leuk
A
reuzeleuk
B
reuzenleuk

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

zon + stelsel =
A
zonnestelsel
B
zonnenstelsel

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

deur + klink =
A
deurenklink
B
deureklink
C
deurklink

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

vitamine + pil
A
vitaminepil
B
vitaminespil
C
vitaminenpil

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Tussen-s
bakkerschort of bakkersschort?

REGELS
Hoor je een s? Schrijf een s.
Begint het tweede deel met een s, vervang het door een woord dat niet met een s begint.
bakkerswinkel dus bakkersschort

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

dorp + feest =
A
dorpfeest
B
dorpsfeest
C
dorpssfeest

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

station + straat =
A
stationstraat
B
stationsstraat

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

oorlog + schip =
A
oorlogschip
B
oorlogsschip

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Slide 22 - Link

This item has no instructions

Aan de slag!
Je maakt opdracht 3 t/m 5 
Je gebruikt je boek (blz. 203-205) en je schrijft in je schrift.
Je maakt deze opdracht zelfstandig. 
15 minuten.

We behandelen de opdrachten klassikaal.

Woordzoeker komen halen :)
Spelling
timer
15:00

Slide 23 - Slide

Leerlingen worden aan de slag gezet door middel van een visueel WHHTUK-model.
Doelen behaald?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions