2V - Herhaling H2 De Gouden Eeuw

2HV - Herhaling H2 De Gouden Eeuw
1 / 23
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2HV - Herhaling H2 De Gouden Eeuw

Slide 1 - Slide

Wat was de driehoekshandel?
A
Handel tussen Nederland, Spanje en Amerika
B
Handel tussen Europa, Afrika en Amerika
C
Handel tussen Europa, Amerika en Azië
D
Handel tussen Nederland, Afrika en Nieuw-Amsterdam

Slide 2 - Quiz

Vaak wordt er over Nederland gezegd dat het een tolerant is. Deze reputatie had Nederland al sinds de Gouden Eeuw. MAAR waarom migratie?

Economisch
Religieus
Wetenschap
Vanuit Zuidelijke Nederlanden (België) vluchtten veel kooplieden naar Holland.

Vaak rijke mensen die geld en hun contacten meenamen.

Joden uit Spanje, Portugal en Midden-Europa naar Nederland.

Mensen komen naar Nederland om hun kritische boeken te publiceren.
Vanaf 1685 komen hugenoten (Franse protestanten) naar Nederland door Lodewijk XIV.

Uit Duitse Rijk vluchtten veel mensen voor de oorlog naar Holland. Ook voor de VOC!

Slide 3 - Drag question

Wat is waar en 
wat is niet waar? 
17e eeuw
NIET WAAR
WAAR
VOC- en WIC-schepen gingen dezelfde kant op.
De VOC en WIC mochten landen veroveren.
Op VOC- en WIC-schepen zijn geen totslaafgemaakte mensen vervoerd. 
De VOC en WIC mochten oorlog voeren.
1 op de 3 bemanningsleden overleefde de reis niet. 

Slide 4 - Drag question

Waarom doormaakt de schilderkunst een bloei in de Gouden Eeuw? (2 goede antwoorden)
A
Mensen hebben meer geld te besten
B
De kunst werd beter dus verkocht beter
C
Mensen wilden kunst hebben om mee te pronken
D
Er waren meer schilders

Slide 5 - Quiz

Wat handelden we op de Oostzee?
Waarom was er een Gouden eeuw?
Waarom is de prijs hoog als het aanbod laag is?
Hoezo gingen de steden groeien?
Hoe ziet een Amsterdams Herenhuis eruit?
Voor iets dat er weinig is, wil men veel betalen. 
Aan een gracht, paar verdiepingen hoog met een katrol voor goeden.
Graan en hout 
Er was een bloei in handel, kunst en wetenschap
Doordat er meer voedsel was én migratie ging de bevolking groeien. 

Slide 6 - Drag question

Wie bestuurde de Republiek in de Gouden Eeuw?
A
Regenten
B
Gewone burgers
C
Winkeleigenaren
D
Loonarbeiders

Slide 7 - Quiz

Was er in de Republiek een kerkelijke inquisitie?
A
Ja, je moest van de koning Katholiek zijn
B
Ja, vrouwen ook mochten stemmen
C
Nee, want er was veel handel
D
Nee, er was gewetensvrijheid

Slide 8 - Quiz

Wat is absoluut bestuur?
A
De koning is een rechtvaardige koning
B
De koning moet overleggen met ministers
C
De koning heeft alle macht
D
De koning heeft geen macht

Slide 9 - Quiz

1 De stadhouder nam alle belangrijke beslissingen.
2 Een absoluut vorst had de macht in handen.
3 Het volk mocht stemmen in verkiezingen.
4 Rijke burgers waren heel machtig.
5 Wie uit een voorname familie kwam, kon regent worden.

Welke cijfers passen bij het bestuur van de Republiek?
A
4 en 5
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 5

Slide 10 - Quiz

Plaats de volgende woorden op de goede plek:
Regenten
Stadhouder
Staten-Generaal
Raadspensionaris
Gewestelijke staten

Slide 11 - Drag question

raadspensionaris
stadhouder
regenten
landleger
   vloot
   adel
    Oranje
prinsgezinden
staatsgezinden

Slide 12 - Drag question

Wat was het gevolg van het rampjaar?
A
De verwoesting van Nederland
B
Het einde van een tijdperk
C
Einde van de Gouden eeuw van Nederland
D
De verwoesting van de VOC

Slide 13 - Quiz

Lodewijk XIV vergrootte zijn macht door ambtenaren in te huren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Door ambtenaren aan te stellen en gebruik te maken van een staand werd Lodewijk XIV minder afhankelijk van de adel.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Waarom wilde Peter de Grote, de Russische keizer, in de 17e eeuw naar Nederland?
A
om te leren hoe hij moest zeilen
B
om Nederlands te leren schrijven
C
om eenschip te kopen
D
om schepen te leren bouwen

Slide 16 - Quiz

Leg uit
Leg uit hoe het ontstaan van de wereldeconomie bijdroeg aan de wetenschappelijke revolutie

Slide 17 - Slide

Schrijf op
De Gouden Eeuw/wereldeconomie droeg bij aan de wetenschappelijke revolutie: 

Omdat er vanaf de 16e eeuw een wereldeconomie ontstond doordat producten van over de hele wereld verhandeld werden. Wetenschappers bestudeerden deze producten en deden nieuwe ontdekkingen.

Slide 18 - Slide

Zijn de onderstaande zinnen waar of niet?

1: Voor de stadhouder was oorlog totaal niet gunstig.

2: Regenten wilden zo snel mogelijk vrede.
A
1 & 2 zijn beide waar.
B
1 is waar. 2 is niet waar.
C
1 is niet waar. 2 is wel waar.
D
1 & 2 zijn beide niet waar.

Slide 19 - Quiz

Dit onderwerp vind ik nog lastig

Slide 20 - Open question

Welke oorzaken horen bij het succes van de Republiek?
A
Antwerpen verdwijnt, Amsterdam verschijnt
B
Er werden veel uitvindingen gedaan in Holland
C
De moedernegotie viel stil
D
Amsterdam verdwijnt, Antwerpen verschijnt

Slide 21 - Quiz

Wat is mercantilisme?
A
Het goddelijk recht van koningen om alle macht te hebben
B
Dat de koning boven de wet staat
C
Een militair bondgenootschap tussen Frankrijk en Engeland
D
Het beleid om de eigen handel te stimuleren en belasting te heffen op import

Slide 22 - Quiz

Welke twee maatregelen die Lodewijk XIV nam om zijn macht te vergroten, waren nadelig voor de Republiek?

Slide 23 - Open question