3.8 Grammatica woordsoorten - soorten ww deel 1

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Taak week 2:
strofe -= groepje versregels of 
refrein

Slide 2 - Slide


Lesdoelen

1. Naamwoordelijk gezegde oefenen
2. Drie soorten werkwerkwoorden

Slide 3 - Slide

Naamwoordelijk gezegde

§ 3.7 Grammatica zinsdelen

Slide 4 - Slide

wg
=
doe
je
ng
=
ben je

Slide 5 - Slide

Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven
Het koppelwerkwoord (kww) verbindt het onderwerp met een bijvoeglijk naamwoord (bn) en/of een zelfstandig naamwoord (zn) = naamwoordelijk deel

Slide 6 - Slide

naamwoordelijk gezegde (ng)
1. Het belangrijkste werkwoord in de zin laat niet duidelijk merken wat het onderwerp doet.
2. Kijk of er een koppelwerkwoord aanwezig is: zijn, worden, blijven.
3. Je kunt de koppelwerkwoorden onderling verwisselen en de zin klopt nog.
4. Voeg de overige werkwoorden in de zin toe aan het ng.
Kijk het uitlegfilmpje in Ta!ent

Slide 7 - Slide

Wat is het ng in deze zin?
Eind vorige eeuw werden de Japanse emoji populair.

Slide 8 - Open question

Eind vorige eeuw / werden / de Japanse emoji / populair.
pv = werden
o = de Japanse emoji
ng = werden populair
Uitleg

Slide 9 - Slide

Wat is het ng van deze zin?
De emoticon is een verzameling van punten, komma's en haakjes.

Slide 10 - Open question

De emoticon / is / een verzameling van punten, komma's en haakjes.
pv = is
o = De emoticon
ng = is een verzameling van punten, komma's en haakjes
Uitleg

Slide 11 - Slide

Wat is het ng van deze zin?
Het poephoofd blijft favoriet.

Slide 12 - Open question

Het poephoofd / blijft / favoriet.
pv = blijft
o = Het poephoofd
ng = blijft favoriet
Uitleg

Slide 13 - Slide

Bedenk één onderschrift met een wg.
En één met een ng.

Slide 14 - Open question

3 soorten werkwoorden

§ 3.8 Grammatica woordsoorten

Slide 15 - Slide

         soorten werkwoorden
1. zelfstandig werkwoord (zww)
2. koppelwerkwoord (kww)
3. hulpwerkwoord (hww)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat is het zww?
Mijn broer zingt altijd onder de douche.

Slide 18 - Mind map

Koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven ... 
Het koppelwerkwoord verbindt het onderwerp 
met een bijvoeglijk naamwoord (bn) 
en/of een zelfstandig naamwoord (zn) in een ng.

Slide 19 - Slide

Wat is het kww?
Hij wordt vast zanger.

Slide 20 - Mind map

hulpwerkwoord (hww)
Om het voltooid deelwoord en infinitief (hele werkwoord) te kunnen gebruiken in een zin, is een hulpwerkwoord nodig. Meestal: hebben, zijn, worden, zullen, willen, kunnen, moeten.
Jan heeft gefietst.
Jan zal hard fietsen.







hww = heeft, zww = gefietst
hww = zal, zww = fietsen

Slide 21 - Slide

Wat is het hww?
Hij heeft al meegedaan aan The Voice kids.

Slide 22 - Mind map

Wat weet je nu?

Slide 23 - Slide

Wat?
§ 3.7 Grammatica woordsoorten: 
opdrachten 1 t/m 4
Hoe?
Online Ta!ent
Hulp?
Boek, klasgenoot
Resultaat?
Huiswerk
Leerdoel
zww, kww, hww = 3 soorten werkwoorden
Klaar?
Lezen

Slide 24 - Slide

Volgende keer
Succes 
en
 tot de volgende keer!

Slide 25 - Slide