Nieuw Nederlands - Cursus 5 - Paragraaf 12

Grammatica woordsoorten

Hulpwerkwoord (hww)
Zelfstandig werkwoord (zww)
Koppelwerkwoord (kww)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten

Hulpwerkwoord (hww)
Zelfstandig werkwoord (zww)
Koppelwerkwoord (kww)

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
1. Ik weet wat een zelfstandig werkwoord is.
2. Ik kan een zelfstandig werkwoord herkennen in een zin
3. Ik weet wat een koppelwerkwoord is.
4. Ik kan een koppelwerkwoord herkennen in een zin.
5. Ik weet wat een hulpwerkwoord is.
6. Ik kan een hulpwerkwoord herkennen in een zin.

Slide 2 - Slide

De plant is groen.
A
WG
B
NG

Slide 3 - Quiz

De sneeuw blijft nog steeds liggen.
A
WG
B
NG

Slide 4 - Quiz

Hij ligt al een week ziek in bed.
A
WG
B
NG

Slide 5 - Quiz

Hij is al een week ziek.
A
WG
B
NG

Slide 6 - Quiz

Moeilijk om verschil tussen NG/WG te zien
10=moeilijk, 1=makkelijk
110

Slide 7 - Poll

Soorten werkwoorden
zelfstandig werkwoord (zww)
koppelwerkwoord (kww)
hulpwerkwoord (hww)

Slide 8 - Slide

Zelfstandig werkwoord (zww)
Als een werkwoordelijk gezegde (wg) uit één werkwoord bestaat, is dat het zelfstandig werkwoord. Het werkwoord heeft een duidelijke betekenis.
Het zww is het belangrijkste werkwoord in een wg van een zin.
In een wg staat altijd maar één zww.

Zijn vader zingt onder de douche.
zingt= zelfstandig werkwoord

Slide 9 - Slide

Koppelwerkwoord (kww)
Een koppelwerkwoord staat altijd in een naamwoordelijk gezegde. Het koppelt het onderwerp aan een naamwoordelijk deel. 
Het kww is het belangrijkste werkwoord in een ng van de zin.
In een ng staat altijd maar één kww.

Hij wordt vast zanger.
wordt= koppelwerkwoord

Slide 10 - Slide

Hulpwerkwoord (hww)
Een hulpwerkwoord is het 'hulpje' van het belangrijkste werkwoord. 
Je kunt heel veel hulpwerkwoorden hebben, maar altijd maar één zww of één kww!
Ingmar kan ook mooi zingen.
kan= hulpwerkwoord
zingen= zelfstandig werkwoord


Femke wil later dokter worden.
wil= hulpwerkwoord
worden= koppelwerkwoord

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Hoeveel koppelwerkwoorden (kww) kunnen in een naamwoordelijk gezegde (ng) staan?
A
1 kww
B
2 kww
C
3 kww
D
4 kww

Slide 13 - Quiz

Kan er een kww in een wg staan?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Er kunnen wel tien hulpwerkwoorden in een zin staan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Ik word zo rood als een boei.
A
WG
B
NG

Slide 16 - Quiz

Ik word zo rood als een boei.

word =
A
zww
B
kww
C
hww

Slide 17 - Quiz

Hij heeft mijn telefoon afgepakt.
A
WG
B
NG

Slide 18 - Quiz

Hij heeft mijn telefoon afgepakt.

A
heeft = hww afgepakt = zww
B
heeft = hww afgepakt = kww
C
heeft = zww afgepakt = hww
D
heeft = kww afgepakt = hww

Slide 19 - Quiz

Heb jij wel eens een krokodil zien huilen?
A
WG
B
NG

Slide 20 - Quiz

De roos blijft de mooiste bloem.
A
WG
B
NG

Slide 21 - Quiz

De roos blijft de mooiste bloem.

blijft =
A
zww
B
kww
C
hww

Slide 22 - Quiz

Zij is in het hotel gebleven.
A
WG
B
NG

Slide 23 - Quiz

Zij is in het hotel gebleven.
A
is = hww gebleven = zww
B
is = hww gebleven = kww
C
is = kww gebleven = zww
D
is = kww gebleven = hww

Slide 24 - Quiz

Zij is later dokter geworden.
A
WG
B
NG

Slide 25 - Quiz

Zij is later dokter geworden.
A
is = kww geworden = hww
B
is = hww geworden = kww
C
is = hww geworden = zww
D
is = zww geworden = kww

Slide 26 - Quiz

Pak je werkboek grammatica.
Lees blz. 24, 25 en 26 aandachtig door
Maak blz. 27

Slide 27 - Slide