This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Herhaling PAMK: bloed & Trombose
Slide 1 - Slide
Welke vitamines heb je nodig om rode bloedcellen aan te maken?
A
Vit b-11 en vit D
B
Vit B-12 en vit C
C
Vit b-11 en vit b-12
D
Vit C en vit K
Slide 2 - Quiz
Waarom heeft men ijzer nodig?
A
Voor het aanmaken van vit-b12
B
Voor het aanmaken van witte bloedcellen
C
Voor het aanmaken
van Hb
D
Voor het aanmaken van rode bloedcellen
Slide 3 - Quiz
Welke klachten passen er bij anemie?
A
Koude rillingen, gebrek aan eetlust, koorts
B
Vermoeidheid, bleek, duizelig, hoge hartslag
C
Vermoeidheid, transpireren, pijn
D
Slide 4 - Quiz
Noem een aantal oorzaken van anemie
Slide 5 - Mind map
Anemie kan ontstaan door een ijzertekort. In wat voor voeding vind je ijzer terug?
Slide 6 - Open question
Naast het Hb wordt ook het MCV in het bloed bepaald bij ene vermoeden van anemie. Wat is MCV?
A
De grootte van erytrocyten
B
De hoeveelheid Hb in het bloed
C
Het aantal erytrocyten
D
Stamcellen
Slide 7 - Quiz
Welke vitaminen vind je terug in dierlijke producten zoals vlees, vis, brood en melk?
A
Vit b-12
B
Vit b-11
C
Vit C
D
Vit D
Slide 8 - Quiz
Als het Hb en MCV beide laag zijn is er sprake van
A
Microcytaire anemie
B
Macrocytaire anemie
C
Normocytaire anemie
Slide 9 - Quiz
Wat is de oorzaak van pernicieuze anemie?
A
Door bloedverlies
B
Het ontbreken van intrinsic factor
C
Te weinig eten van volkorenproducten
D
Te weinig ijzer
Slide 10 - Quiz
Het Myelodysplastisch Syndroom (MDS) is een ziekte waarbij stamcellen niet goed werken. Dit heeft gevolgen voor:
A
De aanmaak van rode bloedcellen
B
De aanmaak van bloedplaatjes
C
De aanmaak van witte bloedcellen
Slide 11 - Quiz
In de nieren wordt EPO aangemaakt. Wat heeft dit met erytrocyten te maken?
A
EPO zorgt ervoor dat Hb aan erytrocyten bindt
B
EPO zorgt voor opname van vit b-12 in de dunne darm
C
EPO remt de aanmaak van stamcellen
D
EPO stimuleert de aanmaak van erytrocyten
Slide 12 - Quiz
Welke ziekte zie je op de afbeelding?
A
Macrocytaire anemie
B
Pernicieuze anemie
C
Sikkelcelanemie
D
Thalassemie
Slide 13 - Quiz
Hoe noem je een ontsteking van de lymfevaten?
Slide 14 - Open question
Wat is een lymfadenitis?
A
Bacterie in de bloedbaan
B
Ontsteking van een bloedvat
C
Ontsteking van de lymfebaan
D
Ontsteking van de lymfeklier
Slide 15 - Quiz
Wanneer de bloeddruk gevaarlijk laag wordt door een bloedvergiftiging en de bloedcirculatie onvoldoende aanwezig is om de organen van voldoende zuurstof te voorzien
A
Cardiogene shock
B
Hypovolemische shock
C
Obstructieve shock
D
Septische shock
Slide 16 - Quiz
Waar zit een bloedstolsel bij een veneuze en Diepe veneuze trombose (DVT)?
Slide 17 - Open question
Welke situatie is GEEN verhoogd risico op een trombose?
A
De wand van een bloedvat is aangetast, bv. door een operatie of bij aderverkalking
B
Het bloed stroomt langzamer door lang stilzitten of liggen bv. na een operatie of bij ziekte.
C
Na een trombose moet een patiënt levenslang antistolling gebruik ter preventie van een nieuwe trombose
D
De samenstelling van bloed verandert, door bv. zwangerschap of ziekte
Slide 18 - Quiz
Waarom verhoogt boezemfibrilleren het risico op het ontstaan van bloedstolsels?
A
Door de verhoogde bloeddruk in de boezems
B
Door een verminderde bloedstroom in de boezems
C
Door een te snelle contractie van de hartkamers
D
Door een verhoogde zuurstofbehoefte van het hartweefsel
Slide 19 - Quiz
Waarom verhoogt een lange vliegreis het risico op trombose (diepe veneuze trombose, DVT)?
A
Door een afname van de zuurstofniveaus in de cabine
B
Door de langdurige immobiliteit, waardoor de bloedcirculatie in de benen vermindert
C
Door de lagere luchtdruk in de cabine, wat de bloedstolling bevordert
D
Door uitdroging als gevolg van verminderde vochtinname tijdens de vlucht
Slide 20 - Quiz
Wat is een veelvoorkomend symptoom van een longembolie?
A
Chronische hoest zonder andere klachten
B
Plotselinge, scherpe pijn op de borst en of schouderbladen, vaak bij ademhalen
C
Langzaam opkomende pijn in de onderrug
D
Geleidelijk toenemende kortademigheid zonder pijn
Slide 21 - Quiz
Bij het vermoeden van een trombose wordt het d-dimeer in het bloed bepaald. Waarom?
Slide 22 - Open question
A
Een genetische mutatie die leidt tot verminderde bloedstolling
B
Een aandoening die bloedverdunning veroorzaakt
C
Een genetische mutatie die leidt tot een verhoogd risico op trombose