This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
Genotype en fenotype
Slide 1 - Slide
''Dat rode haar heb je van oma''
''zij heeft de ogen van haar vader''
''Wat lijk je toch op je moeder''
''Jij en je broer hebben dezelfde neus''
Slide 2 - Slide
Leerdoelen voor deze les
Doel 1: Je kent de kenmerken van chromosomen
Doel 2: Je kent de begrippen genotype, fenotype
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Chromosomen
- Dit zijn dunne draden die liggen in elke celkern
- Ze bestaan uit DNA + eiwit
Slide 5 - Slide
DNA
DNA bevat de informatie voor erfelijke eigenschappen (genen). De bouwsteentjes van DNA vormen een code. Een stukje DNA wat codeert voor een eigenschap noem je een gen.
Slide 6 - Slide
A C G T T A G A
Slide 7 - Slide
Welke stof in een celkern bevat de informatie voor erfelijke eigenschappen?
Slide 8 - Open question
Genotype
De informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme.
- De informatie ligt in de chromosomen (celkern) van elke lichaamscel
- Alle genen samen vormen het genotype
-Dit genotype komt tot stand op moment van bevruchting
Slide 9 - Slide
DNA ligt in chromosomen
Slide 10 - Slide
Chromosomenparen
De chromosomen van één cel van een vrouw
46 chromosomen die paren vormen
Het laatste paar zijn de geslachtschromosen
Slide 11 - Slide
Chromosomenparen
23 chromosomenparen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Hoeveel chromosomen bevat een levercel van een mens?
Slide 14 - Open question
Fenotype
Het fenotype kan altijd veranderen door invloeden uit de omgeving