Unit B: les 4

1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

 What: Do exc. 1-2-3-4-6-7-10-11
 How: In your notebook on page..
 Help: You can work together
 Time: 20 minutes
 Done: Learn words Unit B (Teams)
Functions
timer
20:00
Listening ex 9

Slide 2 - Slide

Words
backwards
achteruit
down
naar beneden
forwards
vooruit
sideways
zijwaarts
up
naar boven
movement
beweging

Slide 3 - Slide

Words
helicopter
helikopter
plane
vliegtuig
rotate
draaien
wrist
pols
shoulder
schouder
elbow
elleboog

Slide 4 - Slide

Words
forearm
onderarm
brake
rem
direction
richting
horizontal axis
horizontale as
vertical axis
vertikale as
pivot
spil

Slide 5 - Slide

Words
move up and down
beweeg op en neer
move sideways
zijwaarts bewegen
rocket
raket
straight up
recht omhoog
diagonally up
diagonaal omhoog

Slide 6 - Slide

Is/Isn't
Is = een vorm van het werkwoord to be (zijn)
Je gebruikt het bij onderwerpen he/she/it of woorden die daarnaar verwijzen. Je vertaalt het ook met "is" in het Nederlands
The plane is very large
Bij vraagzinnen zet je "is" vooraan in de zin. Is the plane very large?  
Bij ontkenningen gebruik je "isn't". The plane isn't very large. 

Slide 7 - Slide

Can/can't
Can betekent "kan of kunnen". Het geeft vaak een vaardigheid aan. 
The helicopter can rotate. De helikopter kan draaien. 
Om een vraagzin met "can" te maken, zet je "can" gewoon vooraan in de zin. Can the helicopter rotate?
Om een ontkenning te maken gebruik je "can't"
The helicopter can't rotate

Slide 8 - Slide

Have/has
Have/has betekent "hebben". 
Have gebruik je bij de onderwerpen I, you, we, you, they of woorden die daarnaar verwijzen
Has gebruik je bij de onderwerpen he, she, it of woorden die daarnaar verwijzen. 
Bij vraagzinnen gebruik je do+ onderwerp + have bij I, you, we, they of woorden die daarnaar verwijzen
Do planes have a lot of brakes?

Slide 9 - Slide

Have/has
Bij vraagzinnen gebruik je does+onderwerp+ have bij he,she,it of woorden die daarnaar verwijzen
Does a plane have a lot of brakes?
Bij ontkenningen gebruik je don't have bij I, you, we, you, they
Planes don't have a lot of brakes
Bij ontkenningen gebruik je doesn't have bij he, she, it 
A plane doesn't have a lot of brakes

Slide 10 - Slide