Wonden medicijnen en injecteren

Waar bevindt de luchtbel zich bij een kant en klaarspuit?
A
Bij de conus
B
nergens, je moet eerst ontluchten
C
dit maakt niet uit
D
bij de stamper
1 / 40
next
Slide 1: Quiz
ZorgkundeMBOStudiejaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Waar bevindt de luchtbel zich bij een kant en klaarspuit?
A
Bij de conus
B
nergens, je moet eerst ontluchten
C
dit maakt niet uit
D
bij de stamper

Slide 1 - Quiz

Wat is causale werking van een medicijn?
A
Waarborgt goed functioneren van het lichaam
B
Pakt direct de oorzaak aan
C
Werkt preventief
D
Werk symptoombestrijdend

Slide 2 - Quiz

Wat is een placebo?
A
Medicijn met meerdere werkzame stoffen
B
Medicijn met twee werkzame stoffen
C
Medicijn zonder werkzame stoffen

Slide 3 - Quiz

Hoe behandel je een wond die geel is en een puntje zwart in de wond heeft?
A

Slide 4 - Quiz

Wat is lipohypertrofie?
A
Oedeemvorming
B
Hematoomvorming
C
Verbindweefseling van de huid
D
Huidatrofie

Slide 5 - Quiz

Noem een groep medicijnen die valt onder psychofarmaca

Slide 6 - Mind map

Wat kan je beter niet doen wanneer je psychofarmaca gebruikt?

Slide 7 - Open question

Wat bepaalt de halfwaardetijd?
A
Dit bepaalt hoe hoe hoog een dosis is die gegeven moet worden
B
Dit bepaalt op welke wijze een medicijn ingenomen moet worden
C
Dit bepaalt hoe vaak een dosis gegeven moet worden

Slide 8 - Quiz

Hoe noem je een medicijn dat gereguleerd het medicijn afgeeft?

Slide 9 - Mind map

Bij ACT moet je juist lopen.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Wanneer wordt een medicijn sneller opgenomen
A
i.m injecteren
B
s.c injecteren

Slide 11 - Quiz

Waarom is het belangrijk om medicijnen gelijkmatig verdeeld over de dag toe te dienen?

Slide 12 - Open question

Wanneer wordt er een suppositorium voorgeschreven?

Slide 13 - Mind map

Wat is belangrijk wanneer je met opiaten werkt, noem twee regels

Slide 14 - Mind map

Hoe noem je toediening via de mond?
A
rectaal
B
sublinguaal
C
parenteraal
D
oraal

Slide 15 - Quiz

Wanneer je i.m spuit, waar spuit je dan in?

Slide 16 - Mind map


A

Slide 17 - Quiz

Wat is het verschil tussen gewenning en resistentie?

Slide 18 - Open question

Hoe noem je het wanneer je in het onderhuids vetweefsel injecteert?

Slide 19 - Mind map

Wat zijn de 3 fases van wondgenezing?

Slide 20 - Open question

Hoe kan je pijn verminderen tijdens de wondzorg?

Slide 21 - Mind map

Wat betekent TIME bij wondobservatie?

Slide 22 - Open question

Wat is een oorzaak van ontstaan van decubitus?

Slide 23 - Open question

Hoe ontstaat een ulcus cruris?

Slide 24 - Mind map

Wat is een rede om ACT toe te passen?

Slide 25 - Mind map

Wat is intoxicatie?

Slide 26 - Mind map

Wat is parenterale toediening?

Slide 27 - Open question

ACT moet je meerdere dagen om een been laten zitten.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Wat is enterale toediening?

Slide 29 - Open question

Wat is een rede om subcutaan medicatie toe te dienen?

Slide 30 - Mind map

Wanneer gebruik je een voorzetkamer?

Slide 31 - Open question

In welke wond zie je granulatieweefsel?
A
rode wond
B
gele wond
C
zwarte wond
D
gecombineerde wond

Slide 32 - Quiz

Wat is een primaire wond?

Slide 33 - Mind map

Wat is een secundaire wond?

Slide 34 - Mind map

Wanneer gebruik je absorberend verband?

Slide 35 - Mind map

Welke soort zwachtels gebruik je bij ACT?
A
korte rek zwachtels
B
lange rek zwachtels

Slide 36 - Quiz

Een open been ontstaat door slechte slagaders
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quiz

Waar let je op wanneer je een been ACT hebt gezwachteld?

Slide 38 - Open question

Waarop richt de wondbehandeling zich bij een zwarte wond?

Slide 39 - Mind map

Om de wondgenezing te bevorderen moet je de wondbehandeling zo vaak mogelijk toepassen
A
waar
B
niet waar

Slide 40 - Quiz