Een groepsgenoot filmt dit op jouw eigen telefoon.
Jij beoordeelt jouw eigen presentatie.
Je levert het filmpje + je eigen beoordeling in.
Uiterlijke inleverdatum: do 16
november
Slide 5 - Slide
Lezen
Lees 25 minuten in stilte
uiterlijke inleverdatum filmpje: donderdag 16 november
Slide 6 - Slide
Oefentoets
Herhaling werkwoordspelling
Slide 7 - Slide
H5 Formuleren
Par. 1 t/m 5
Zinnen correct begrenzen
Verwijzen
Dubbelop
Congruentie
Voorzetselgebruik
Vaste voorzetseluitdrukkingen
Slide 8 - Slide
Zinnen begrenzen
herhaling + aanvulling
Cursus 5, par 3
Slide 9 - Slide
Zinnen begrenzen
Zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt.
Je voegt enkelvoudige zinnen (met één persoonsvorm) samen tot een samengestelde zin door komma’s, dubbele punten, puntkomma’s en voegwoorden te gebruiken. Die voegwoorden geven aan welke verbanden er bestaan tussen de delen van de samengestelde zin. Ze vergroten de begrijpelijkheid van een tekst.
Slide 10 - Slide
Hoofdzinnen verbinden
Gebruik de nevenschikkende voegwoordenen, of, maar, want en dus om hoofdzinnen te verbinden. Plaats in het algemeen een komma voor de voegwoorden maar, want, dus -> NIET voor en
– Ik lees tegenwoordig meer boeken en ik kan ze daardoor veel beter
analyseren.
– Vandaag gaat Peter naar de bibliotheek, want hij heeft zijn boeken al weer
uit!
Slide 11 - Slide
Hoofdzinnen verbinden
Gebruik een puntkomma (;) als twee hoofdzinnen inhoudelijk nauw met elkaar samenhangen. De puntkomma heeft bijna dezelfde functie als de punt; hij sluit de zin af. De mededeling na de puntkomma is vaak niet belangrijk genoeg om in een aparte zin op te nemen.
– We wachten niet langer op mijn vader; hij appt dat hij later komt.
– Mira heeft roze en gele gympen; toch beweert ze dat ze niet van
opvallende kleuren houdt.
Slide 12 - Slide
Hoofdzinnen verbinden
Gebruik de dubbele punt (:) om twee zinnen te verbinden, als de tweede zin een verklaring bevat bij de eerste zin. Je kunt in plaats van de dubbele punt dan namelijk of want denken.
– Mijn vrienden hadden een topavond in het stadion: hun club heeft weer
gewonnen.
– De prijzen moeten omhoog: onze winstmarges zijn te klein geworden.
Slide 13 - Slide
Hoofdzinnen + bijzin verbinden
Gebruik onderschikkende voegwoorden, zoals als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, omdat, terwijl, tenzij, tot, toen, voordat, zodat, zodra. Plaats voor het voegwoord een komma.
– Miranda gaat straks naar het feest, hoewel ze niet uitgenodigd is.
Slide 14 - Slide
Hoofdzinnen + bijzin verbinden
Begin een bijzin alleen met een hoofdletter als de samengestelde zin begint met de bijzin:
– Omdat het is gaan regenen, heb ik maar een regenpak aangetrokken.
Let op: schrijf de bijzin niet als een losse zin. Er is dan sprake van een losstaand zinsgedeelte.
Onjuist is dus:
– Ik heb maar een regenpak aangetrokken. *Omdat het is gaan regenen.
Slide 15 - Slide
Opdracht
Schrijf tekst 1 over en voeg hoofdletters en leestekens toe.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
maken
Nieuw Nederlands (online)
Cursus 5 Formuleren, paragraaf 3: 3 opdrachten naar keuze
Klaar? -> verder lezen in je boek (16 november)
-> presentatie voorbereiden
-> beoordelingsformulier bij je eigen filmpje invullen