Herhaling voor toets 2

Waar komen sponzen voor?
A
Alleen in zout water
B
In zoet en zoutwater
C
Alleen in zoet water
D
Op het land en in de zee
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Waar komen sponzen voor?
A
Alleen in zout water
B
In zoet en zoutwater
C
Alleen in zoet water
D
Op het land en in de zee

Slide 1 - Quiz

Wat betekend "mutualisme" bij samenwerking tussen organismen?
A
Eén voordeel, andere geen voor- of nadeel (neutraal)
B
Eén voordeel, andere nadeel
C
Beiden voordeel
D
Beiden nadeel

Slide 2 - Quiz

Maar hoe zit dat dan bij commensalen?
A
Eén voordeel, andere geen voor- of nadeel
B
Een voordeel, andere nadeel
C
Beiden voordeel
D
Beiden nadeel

Slide 3 - Quiz

Beschrijf hoe een kraagcel er uit ziet.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Beschrijf in een korte zin hoe de spons water met voedsel binnenkrijgt.

Slide 6 - Open question

Hoe noemen we het opnemen van voedsel door de sponscellen?
A
Symbiose
B
Osculum
C
Fagocytose
D
Porifera

Slide 7 - Quiz

Wat is "regeneratie"

Slide 8 - Open question

Tot welke stam behoren de zeeanemonen?
A
Neteldieren
B
Weekdieren
C
Stekelhuidigen
D
Sponzen

Slide 9 - Quiz

Hoe ontstaan de meeste medusa-vormen van neteldieren?
A
Ovulatie
B
Strobilatie
C
Regeneratie
D
Wortelstokken

Slide 10 - Quiz

Waarvoor dient het gastrovasculaire kanaal van een neteldier?
A
Ademhaling
B
Bloedsomloop
C
Spijsvertering
D
Beweging

Slide 11 - Quiz

Waarvoor dieren de netelcellen van een neteldier?
A
Ademhaling onder water
B
Vertering
C
Licht waarnemen
D
Verdediging

Slide 12 - Quiz

Wat gebeurt er na de paring met het zadel van een regenworm?
A
Wordt opgenomen in de huid
B
Stroopt van de regenworm af
C
Breekt in stukjes
D
Lost helemaal op

Slide 13 - Quiz

Wat is de tussengastheer van een lintworm bij de hond?
A
Een slak
B
Een vlo
C
De mens
D
Een andere hond

Slide 14 - Quiz

Welke soort kiezen heeft een carnivoor?
A
Snijkiezen
B
Plooikiezen
C
Knobbelkiezen
D
Knipkiezen

Slide 15 - Quiz

Welk zuur zit er in de maag?
A
Zoutzuur
B
Zwavelzuur
C
Vezelzuur
D
Citroenzuur

Slide 16 - Quiz

Wat is de goede volgorde?
A
Pens, lebmaag, boekmaag, netmaag
B
Pens, netmaag, boekmaag, lebmaag
C
Lebmaag, boekmaag, pens, netmaag
D
Netmaag, pens, lebmaag, boekmaag

Slide 17 - Quiz

Welk dier heeft een erg grote blinde darm?
A
Konijn
B
Vos
C
Koe
D
Edelhert

Slide 18 - Quiz

Wat zit er in de spiermaag van de meeste vogels?
A
Pepsine
B
Gal
C
Botjes
D
Steentjes

Slide 19 - Quiz

Hoe heet de uitgang van een vogel?
A
Cloaca
B
Claoco
C
Claoca
D
Cloaco

Slide 20 - Quiz

Hoe ziet een jonge insect van een ametabole soort eruit?
A
Larf
B
Rups
C
Als volwassene
D
embryo

Slide 21 - Quiz

Hoe noemen we de volwassene van een holometabole insect?
A
Image
B
Rups
C
Imago
D
Hommage

Slide 22 - Quiz

Het in balans houden van het lichaam noemen we:
A
Homoparaboel
B
Homeostase
C
Homoloog
D
Regeneratie

Slide 23 - Quiz

Hoe noemen we het als een dier tijdelijk de stofwisseling bijna stilzet?
A
Torpor
B
Dormir
C
Restador
D
Torrador

Slide 24 - Quiz

Een dier welke endotherm is:
A
Produceert zijn eigen warmte
B
Heeft altijd een constante temperatuur
C
Heeft geen behoefte aan warmte van buitenaf
D
Kan niet in koude gebieden overleven

Slide 25 - Quiz