Examen Nederlands H5C

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoofdgedachte en hoofdvraag
Als gevraagd wordt naar de hoofdgedachte van een alinea of een groepje alinea's, schrijf je in één zin wat het belangrijkste van dat tekstgedeelte is.

Slide 2 - Slide

Er zijn drie soorten vragen naar de hoofdgedachte van een alinea of een groepje alinea's:
1. de zeg-het-met-eigen-woorden-vraag, bijvoorbeeld:
Zeg met eigen woorden wat de hoofdgedachte is van het tekstgedeelte dat bestaat uit de alinea's 3 tot en met 5.
2. de citeervraag, bijvoorbeeld: 
Citeer de zin die de hoofdgedachte bevat van het tekstgedeelte dat bestaat uit de alinea's 10 tot en met 14.

Slide 3 - Slide

3. de kopjesvraag, bijvoorbeeld:
De tekst kan worden onderverdeeld in drie delen die van de volgende kopjes kunnen worden voorzien:
deel 1: Voorbeelden van onwaarheden
deel 2: Het belang en de betekenis van onwaarheden
deel 3: Middelen voor het vertellen van onwaarheden
deel 4: Motieven voor het vertellen van onwaarheden
Bij welke alinea begint deel 2?
Bij welke alinea begint deel 4?

Slide 4 - Slide

Waar vind je de kernzin van een alinea?
A
In het midden.
B
Meestal vooraan in de eerste zin.
C
Meestal vooraan in de eerste of tweede zin.
D
Meestal vooraan in de eerste of tweede zin of achteraan.

Slide 5 - Quiz

De hoofdgedachte schrijf je in meer dan één zin op.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Bij een met-eigen-woorden-vraag mag je het maximale aantal woorden met 10% overschrijden.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Bij het bepalen van de hoofdgedachte van een alinea of groepje alinea's let je vooral op de kernzinnen.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Als je zelf de hoofdgedachte van een groepje alinea's moet formuleren, geef je daar een opsommende samenvatting van.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Bij het bepalen van de hoofdgedachte van de hele tekst let je vooral op de titel, de inleiding en het slot.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video