H5 Rondkomen

H5 Rondkomen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H5 Rondkomen

Slide 1 - Slide

Huishoudelijke uitgaven
Persoonlijke uitgave
Vaste uitgave
Incidentele uitgave (soms)
Boodschappen
Tanken met de auto
Nieuwe jas
Huur van een huis
Vakantie
Reparatie van de auto
Abonnement telefoon (4G)
Bioscoopkaartje
Kapper voor jezelf
Wasmiddel

Slide 2 - Drag question

Vaste lasten
A
Zijn plotselinge uitgaven
B
Zijn regelmatige uitgaven
C
Zijn bijvoorbeeld boodschappen

Slide 3 - Quiz

Vaste lasten
A
Zijn alleen per maand
B
Zijn alleen per kwartaal
C
Zijn alleen per halfjaar
D
Kunnen per maand, kwartaal en halfjaar zijn

Slide 4 - Quiz

Huishoudelijke uitgaven zijn alleen voor het huis
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Huishoudelijke uitgaven kan je ook dagelijkse uitgaven noemen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Persoonlijke uitgaven zijn kleinere uitgaven voor iemand persoonlijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Gebruiksgoederen gooi je na 1 keer gebruik weg
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Shampoo en tandpasta zijn een
A
Gebruiksgoed
B
Verbruiksgoed

Slide 9 - Quiz

Het kopen van een tweedehands auto
A
Huishoudelijke uitgave
B
Persoonlijke uitgave
C
Vaste uitgave
D
Incidentele uitgave

Slide 10 - Quiz

€ 10 per week omrekenen naar een maand bedrag doe je zo:
A
€10 x 4
B
€10 x 52 : 12
C
€10 x 12 : 52
D
€10 x 4,3

Slide 11 - Quiz

Huishoudelijke uitgaven
Persoonlijke uitgaven
Vaste uitgaven
Incidentele uitgaven

Gebruiksgoederen
Verbruiksgoederen
boodschappen, benzine
kleding, make-up, ijsje
huur, verzekering, abo
vakantie, reparatie

meerdere keren gebruiken
1x gebruiken, gaan op

Slide 12 - Slide

5.3 Sparen en interen
Een budget = vast bedrag voor bepaalde uitgaven

'potje' voor vakantie of een 'potje' voor boodschappen

Heb je geld over dan kan je sparen, heb je tekort dan moet je van spaargeld opnemen (interen)

Slide 13 - Slide

Waarom sparen mensen?
  • Voor een doel 
  • Voor de rente
  • Voorzorg (voor als er iets gebeurd)

Het is altijd verstandig om spaargeld te hebben voor het geval er iets onverwachts gebeurd (voorzorg)


Slide 14 - Slide

Op welke uitgaven kan je moeilijk snel besparen?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Persoonlijke uitgaven
C
Vaste uitgaven
D
Incidentele uitgaven

Slide 15 - Quiz

Anke heeft een lening voor de reparatie van haar auto en betaald hiervoor € 80 per maand aan de bank
A
Incidentele uitgaven
B
Vaste uitgaven

Slide 16 - Quiz

Aan de slag
Paragraaf 5.3

Slide 17 - Slide