aan elkaar of los?

Wat is goed?
A
de paasei
B
de paas ei
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat is goed?
A
de paasei
B
de paas ei

Slide 1 - Quiz

Wat is goed?
A
de voorjaar vakantie
B
de voorjaarsvakantie

Slide 2 - Quiz

Wat is goed?
A
lange termijnplanning
B
lange termijn planning
C
langetermijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 3 - Quiz

wat is goed?
A
hoogrendementsschroefcentrifugaalpomp
B
hoogrendements schroef centrifugaalpomp
C
hoog rendements schroefcentrifugaal pomp
D
hoog rendements schroefcentrifugaalpomp

Slide 4 - Quiz

Ik wil ten minste een zes voor Nederlands halen.
A
tenminste
B
ten minste

Slide 5 - Quiz

Wat is het langste woord dat jjj kent?

Slide 6 - Open question

Ik houd van buitenvoetbal, tenminste/ ten minste als het niet regent

A
tenminste
B
ten minste

Slide 7 - Quiz

één ding=één woord
het hangt soms ook van de betekenis af: 
rode wijnglas= een wijnglas, rood van kleur
rodewijnglas=een glas voor rode wijn

Slide 8 - Slide

Wat is het verschil tussen 
1) grote teennagel en
2) groteteennagel

Slide 9 - Slide

Wat is goed?
A
inhalen
B
in halen

Slide 10 - Quiz

Weet je nog meer werkwoorden die met een voorzetsel beginnen?

Slide 11 - Open question

Wat is goed?
A
Ik ben op zoek naar mijn sleutels
B
Ik ben opzoek naar mijn sleutels

Slide 12 - Quiz

Zie je het verschil? 
inhalen                                                       op zoek zijn naar
opschrijven                                              rekening houden met
uitzoeken                                                  vergelijken met
inchecken                                                 aandacht besteden aan
overstappen                                            praten over iemand

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wel of geen koppelteken?


A
politieagent
B
politie-agent

Slide 19 - Quiz

Wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 20 - Quiz

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
maximum-snelheid
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
ex-directeur

Slide 21 - Quiz

Welke is goed?
A
paraplu inspectie
B
parapluinspectie
C
paraplu-inspectie

Slide 22 - Quiz

Aan het werk

grammatica en spelling 4.3
lezen theorie
maken opdracht 2 tot en met 5
Is de totale score onder de 60 procent? 
Maak ook de extra opdracht

Slide 23 - Slide