aan elkaar of los?

Los of aan elkaar?
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Los of aan elkaar?

Slide 1 - Slide

Wat is goed?
A
het paasei
B
het paas ei

Slide 2 - Quiz

Wat is goed?
A
de voorjaar vakantie
B
de voorjaarsvakantie

Slide 3 - Quiz

Wat is goed?
A
lange termijnplanning
B
lange termijn planning
C
langetermijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 4 - Quiz

wat is goed?
A
hoogrendementsschroefcentrifugaalpomp
B
hoogrendements schroef centrifugaalpomp
C
hoog rendements schroefcentrifugaal pomp
D
hoog rendements schroefcentrifugaalpomp

Slide 5 - Quiz

Wat is het langste woord dat jjj kent?

Slide 6 - Open question

Ik wil ten minste een zes voor Nederlands halen.
A
tenminste
B
ten minste

Slide 7 - Quiz

Ik houd van buitenvoetbal, tenminste/ ten minste als het niet regent

A
tenminste
B
ten minste

Slide 8 - Quiz

één ding=één woord
het hangt soms ook van de betekenis af: 
rode wijnglas= een wijnglas, rood van kleur
rodewijnglas=een glas voor rode wijn

Slide 9 - Slide

Aan elkaar: samenstellingen
ziektekosten + verzekering = ziektekostenverzekering
reis + verzekering = reisverzekering
aansprakelijkheid + verzekering = aansprakelijkheidsverzekering

Slide 10 - Slide

tussen -s
Hoor je een een -s in een woord?
station + plein = stationsplein
voetbal + training = voetbaltraining

Slide 11 - Slide

Wat is het verschil tussen 
1) grote teennagel en
2) groteteennagel

Slide 12 - Slide

Wat is goed?
A
inhalen
B
in halen

Slide 13 - Quiz

Weet je nog meer werkwoorden die met een voorzetsel beginnen?

Slide 14 - Open question

Wat is goed?
A
Ik ben op zoek naar mijn sleutels
B
Ik ben opzoek naar mijn sleutels

Slide 15 - Quiz

Wat is goed?
A
Ik ben op zoek naar een stageplaats
B
Ik ben opzoek naar een stageplaats

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wel of geen koppelteken?


A
politieagent
B
politie-agent

Slide 22 - Quiz

Wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 23 - Quiz

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
maximum-snelheid
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
ex-directeur

Slide 24 - Quiz

Welke is goed?
A
paraplu inspectie
B
parapluinspectie
C
paraplu-inspectie

Slide 25 - Quiz

Aan het werk

Cambiumned
Aan elkaar of los?

Slide 26 - Slide