Stap 2: Theorie

Stap 2
Titelpagina
Inhoudsopgave
Inleiding
1 / 21
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Stap 2
Titelpagina
Inhoudsopgave
Inleiding

Slide 1 - Slide

Titelpagina
1. Titel: Een korte pakkende titel die de lezer nieuwsgierig maakt.
2. Ondertitel: Een ondertitel bestaat vaak uit 1 of 2 zinnen die de titel verduidelijkt.
3. Illustratie over het onderwerp. 
4. Datum van publicatie: Vul hier de datum in van het moment van opsturen.
5. Naam
6. Profiel
7. Vak
8. begeleidend docent



Slide 2 - Slide

Titelpagina maken in Word/ canva
Titelpagina maken in Word/ canva
Het is heel eenvoudig om in Word/ canva een titelpagina te maken. Je kunt dit doen op basis van een aantal voorbeelden die al voor je zijn gemaakt. Dit is handig, omdat je geen tijd kwijt bent met de opmaak van het titelblad. 

Slide 3 - Slide

Inhoudsopgave
De inhoudsopgave zorgt ervoor dat de lezer van je scriptie het overzicht heeft en direct kan zien op welk paginanummer een bepaald hoofdstuk begint. 

Wij raden je aan om altijd de inhoudsopgave automatisch te genereren via Word. Dit ziet er mooi en professioneel uit. Daarnaast is het minder foutgevoelig en kost het weinig tijd.

Slide 4 - Slide

Inleiding
De inleiding is het eerste hoofdstuk van je onderzoek en vormt daarom het startpunt. 
Je beschrijft hierin het onderwerp en hoe je tot de hoofdvraag bent gekomen. Hierna volgen de deelvragen die voortzijn gekomen uit de onderzoeksvraag. Daarnaast geef je een korte beschrijving van de onderzoeksopzet en maak je een leeswijzer.

Slide 5 - Slide

Inleiding
Dus:
1. Inleiding naar hoofd en deelvragen
2. benoemen hoofd en deelvragen
3. Theoretisch kader
4. methode van onderzoek

Slide 6 - Slide

WAT ZIT ER IN EEN THEORETISCH KADER?
Definities
Kernconcepten

Slide 7 - Slide

THEORETISCH KADER
In het theoretisch kader geef je de theoretische achtergrond voor je onderzoek. Dit betekent dat je de kernbegrippen uit de hoofdvraag toelicht door verschillende definities te bespreken. 

Daarnaast is het theoretisch kader de plek om relevante modellen en/of theorieën te beschrijven. Ook hier is het van belang dat je beargumenteert waarom bepaalde modellen geschikter zijn voor jouw onderzoek dan andere modellen.

Slide 8 - Slide

TIPS
  1. Let erop dat je je theoretisch kader puur en alleen baseert op wetenschappelijke literatuur of boeken;
  2. Gebruik meerdere bronnen. Des te meer bronnen, des te betrouwbaarder de informatie.
  3. Maak gebruik van bronvermelding (APA-stijl)
  4. Gebruik formeel taalgebruik (geen 'ik’ of ‘wij’ en het vermijden van passieve zinnen).

Slide 9 - Slide

VARIABELEN
Onafhankelijke variabele
Afhankelijke variabele
Interveniërende variabele

Slide 10 - Slide

VARIABELEN
Variabelen (kenmerken) = de eigenschappen van de objecten die de onderzoeker in het bijzonder interesseren en die van elkaar kunnen verschillen.

Wat is de invloed van leeftijd op de kans op een hartproblemen?

>>> Wat zijn hier de variabelen?

Slide 11 - Slide

Onafhankelijke variabele
Deze variabele is geheel onafhankelijk van andere variabelen en staat daarmee links in het conceptueel model.

De waarde van de onafhankelijke variabele kan verschillen (denk aan leeftijd) en is niet afhankelijk van andere variabelen.

De onafhankelijke variabele bepaalt de uitkomst van de afhankelijke variabele.


Slide 12 - Slide

Afhankelijke variabele
Deze variabele is altijd afhankelijk van (wordt beïnvloed door) een andere variabele en staat daarmee rechts in het conceptueel model.

De uitkomst of de waarde die een afhankelijke variabele inneemt, wordt bepaalt door de onafhankelijke variabele.


Slide 13 - Slide

Interveniërende variabele
Dit is een variabele die het verband tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele ook beïnvloedt, maar die niet wordt gemeten. 

Het is van belang om bij het trekken van conclusies rekening te houden met andere variabelen die een rol zouden kunnen spelen. Er zou namelijk geconcludeerd kunnen worden dat er een verband bestaat tussen twee variabelen, terwijl dit feitelijk niet zo is.

Slide 14 - Slide

Let op:

Een variabele kan nooit een waardering of cijfer bevatten!!

Slide 15 - Slide

VOORBEELD
Vaak veronderstelt men dat een hoger opleidingsniveau leidt tot een hoger inkomen. Er is hier ook sprake van een positieve correlatie. Maar onderzoek wees uit, dat we iets over het hoofd zagen. Het beroep was doorslaggevend voor het inkomen, niet per se het opleidingsniveau.

>>> Er sprake is van een vals verband, want wat kan invloed hebben?

Slide 16 - Slide

CONCEPTUEEL MODEL
Conceptueel model

Slide 17 - Slide

Conceptueel model
Onafhankelijke variabele
Afhankelijke variabele

Slide 18 - Slide

RELATIES
Correlatie
Causaliteit

Slide 19 - Slide

TYPE RELATIES
Relaties = samenhang tussen variabelen.

Correlatie = verband / samenhang.

Causale relatie = een oorzaak-gevolg relatie. 

Is een correlatie altijd causaal?

Slide 20 - Slide

OPEN EINDJES
Het kan voor een onderzoeker interessant zijn om te weten of de tijd die 16 jarige jongens gemiddeld besteden aan het spelen van Call of Duty verband heeft met agressief gedrag. 

Een correlatie (verband) tussen de tijd besteed aan het spelen van Call of Duty en agressief gedrag, is een indicator voor de wijze waarop de twee variabelen gecorreleerd zijn en hoe sterk. 

Het is belangrijk om te weten dat een correlatie tussen deze twee variabelen een onderzoeker niet laat zien of de tijd die besteed wordt aan het spelen van Call of Duty daadwerkelijk agressief gedrag op school veroorzaakt.

Slide 21 - Slide