Vraagwoorden A1

De vraag
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Welk / Welke?
Hoe?
1 / 48
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De vraag
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Welk / Welke?
Hoe?

Slide 1 - Slide

WIE?
Wie is jouw docent?
Mijn docent is mevrouw Demi

Slide 2 - Slide

WAT?
Wat doe jij?
Ik lees een boek.

Wat is dat?
Dat is een bloem.


Slide 3 - Slide

WAAR?
Waar woon jij ?
Ik woon in Zwolle.

Waar is jouw tas.
Mijn tas is in de klas.

Slide 4 - Slide

WAAROM?
Waarom is meneer Mijno thuis?
Hij is ziek.

Waarom ga jij naar school?
Om Nederlands te leren.

Slide 5 - Slide

WANNEER?
Wanneer is het Valentijnsdag?
Op 14 februari.

Wanneer ga jij naar huis?
Om 14:40.

Slide 6 - Slide

HOE?
Hoe ga jij naar school?
Met de fiets.

Hoe
maak ik ook een mooie tekening?
Ik ga laten zien hoe het moet.

Slide 7 - Slide

WELK / WELKE?
Welke kleur vind jij mooi?
Ik vind blauw een mooie kleur.

Welk t-shirt draag jij veel?
Dit bruine t-shirt draag ik vaak.

Slide 8 - Slide

Wie?
Wat?
Wanneer?
Waar?
Waarom?

Slide 9 - Drag question

Wie, wat, waar?

Slide 10 - Slide

Wie is dit?
A
Abel
B
De pen
C
Kampen

Slide 11 - Quiz

Waar is het station?
A
hij
B
Aan het einde van de straat links.
C
de trein

Slide 12 - Quiz

Wat ga je eten?
A
Mahmoud
B
De soep
C
In huis

Slide 13 - Quiz

Wie is blij vandaag?
A
Ik
B
De tafel

Slide 14 - Quiz

Waar ga je naartoe?
A
Naar huis.
B
de pen.
C
Om 10 uur.

Slide 15 - Quiz

Wat ga je doen?
A
Voetballen
B
9 uur

Slide 16 - Quiz

Wie zit op de stoel?
A
het boek
B
mijn zus

Slide 17 - Quiz

_______ is moe?
A
Wie
B
Wat
C
Waar

Slide 18 - Quiz

_____ doe je?
A
Wie
B
Wat
C
Waar

Slide 19 - Quiz

___________ ga jij naartoe?
A
Wie
B
Wat
C
Waar

Slide 20 - Quiz

_____ moeten we doen?
A
Wie
B
Wat
C
Waar

Slide 21 - Quiz

___________ is de school?
A
Wie
B
Wat
C
Waar

Slide 22 - Quiz

______ is boos?
A
Wie
B
Wat
C
Waar

Slide 23 - Quiz

_________ is het mijn pen?
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 24 - Quiz

Wanneer, waarom?

Slide 25 - Slide

Wanneer ga je naar huis?
A
Nederland.
B
Omdat ik moe ben.
C
Om 8 uur.

Slide 26 - Quiz

Wanneer is de school klaar?
A
Omdat de juf boos is.
B
Om 3 uur.
C
Het station.

Slide 27 - Quiz

Waarom ben je moe?
A
Het ziekenhuis.
B
Omdat ik laat naar bed ben gegaan.
C
Maandag.

Slide 28 - Quiz

Wanneer is het weekend?
A
Overmorgen.
B
Omdat zij niet slapen.
C
Op school.

Slide 29 - Quiz

_________ ben je thuis? Om tien uur.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 30 - Quiz

_________ is de juf boos? Omdat we niet luisteren.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 31 - Quiz

___________ is het vakantie? Over veel weken!
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 32 - Quiz

___________ mogen we niet samen spelen? Door Corona.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 33 - Quiz

___________ hebben we de toets? Vrijdag.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 34 - Quiz

Hoe, welk(e)?

Slide 35 - Slide

Hoe ga jij naar jouw werk?
A
Het ziekenhuis.
B
Met de trein.

Slide 36 - Quiz

Welke broek kies jij?
A
De zwarte broek.
B
Met de pinpas.

Slide 37 - Quiz

Welk dier vind jij leuk?
A
Een kat.
B
Een mat.

Slide 38 - Quiz

Hoe schrijf je hoe?
A
Hoe.
B
Heo.

Slide 39 - Quiz

_________ heet jij?
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 40 - Quiz

_________ gaat jouw vriend naar het feest?
A
Hoe
B
Welke

Slide 41 - Quiz

_________ kleur is mooi?
A
Hoe
B
welke

Slide 42 - Quiz

Naar _________ school wil jij?
A
Hoe
B
welke

Slide 43 - Quiz

___________ laat ben jij wakker?
A
Hoe
B
Welk

Slide 44 - Quiz

___________ antwoord is goed?
A
Hoe
B
Welk

Slide 45 - Quiz

___________ fiets is van jou?
A
Hoe
B
Welke

Slide 46 - Quiz

___________ doe ik de televisie aan?
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 47 - Quiz

Ik vind de les...
Makkelijk
Beetje moeilijk
Moeilijk

Slide 48 - Poll