Vraagwoorden A1
1 / 46
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Wie is dit?
A
Abel
B
De pen
C
Kampen
Slide 9 - Quiz
Waar is zijn wij?
A
hij
B
op school
C
de trein
Slide 10 - Quiz
Wat ga je eten?
A
Mahmoud
B
De soep
C
In huis
Slide 11 - Quiz
Wie is blij vandaag?
A
Ik
B
De tafel
Slide 12 - Quiz
Waar ga je naartoe?
A
Naar huis.
B
de pen.
C
Om 10 uur.
Slide 13 - Quiz
Wat ga je doen?
A
Voetballen
B
9 uur
Slide 14 - Quiz
Wie zit op de stoel?
A
het boek
B
mijn zus
Slide 15 - Quiz
_______ is moe?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 16 - Quiz
_____ doe je?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 17 - Quiz
___________ ga jij naartoe?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 18 - Quiz
_____ moeten we doen?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 19 - Quiz
___________ is de school?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 20 - Quiz
______ is boos?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 21 - Quiz
_________ is het mijn pen?
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Wanneer ga je naar huis?
A
Nederland.
B
Omdat ik moe ben.
C
Om 8 uur.
Slide 24 - Quiz
Wanneer is de school klaar?
A
Omdat de juf boos is.
B
Om 3 uur.
C
Het station.
Slide 25 - Quiz
Waarom ben je moe?
A
Het ziekenhuis.
B
Omdat ik laat naar bed ben gegaan.
C
Maandag.
Slide 26 - Quiz
Wanneer is het weekend?
A
Overmorgen.
B
Omdat zij niet slapen.
C
Op school.
Slide 27 - Quiz
_________ ben je thuis? Om tien uur.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 28 - Quiz
_________ is de juf boos? Omdat we niet luisteren.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 29 - Quiz
___________ is het vakantie? Over veel weken!
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 30 - Quiz
___________ mogen we niet samen spelen? Door Corona.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 31 - Quiz
___________ hebben we de toets? Vrijdag.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 32 - Quiz
Slide 33 - Slide
Hoe ga jij naar jouw werk?
A
Het ziekenhuis.
B
Met de trein.
Slide 34 - Quiz
Welke broek kies jij?
A
De zwarte broek.
B
Met de pinpas.
Slide 35 - Quiz
Welk dier vind jij leuk?
A
Een kat.
B
Een mat.
Slide 36 - Quiz
Hoe schrijf je hoe?
A
Hoe.
B
Heo.
Slide 37 - Quiz
_________ heet jij?
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 38 - Quiz
_________ gaat jouw vriend naar het feest?
A
Hoe
B
Welke
Slide 39 - Quiz
_________ kleur is mooi?
A
Hoe
B
welke
Slide 40 - Quiz
Naar _________ school wil jij?
A
Hoe
B
welke
Slide 41 - Quiz
___________ laat ben jij wakker?
A
Hoe
B
Welk
Slide 42 - Quiz
___________ antwoord is goed?
A
Hoe
B
Welk
Slide 43 - Quiz
___________ fiets is van jou?
A
Hoe
B
Welke
Slide 44 - Quiz
___________ doe ik de televisie aan?
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 45 - Quiz
Ik vind de les...
Makkelijk
Beetje moeilijk
Moeilijk
