Waar steden te vinden: aan rivieren, kust, bij kastelen/kloosters, kruisingen van belangrijke wegen.
Door betere ploeg, mest=> voedseloverschotten=>bevolkingsgroei=> specialisatie in ambachten en handel=> handelaren gaan op markten vlees, graan, wijn, producten ambachtslieden verkopen=> markten in dorpen groeien uit tot steden.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Ontstaan van steden
Waar steden te vinden: aan rivieren, kust, bij kastelen/kloosters, kruisingen van belangrijke wegen.
Door betere ploeg, mest=> voedseloverschotten=>bevolkingsgroei=> specialisatie in ambachten en handel=> handelaren gaan op markten vlees, graan, wijn, producten ambachtslieden verkopen=> markten in dorpen groeien uit tot steden.
Slide 1 - Slide
Rechten in de stad.
Stadsrechten=> De rechten van een stad om een eigen gemeenschap te mogen vormen met een eigen bestuur en rechtspraak.
Burgers in de stad kregen na een jaar en 1 dag het burgerrecht= het recht om in de stad bij het bestuur en de rechtspraak betrokken te worden. Je mocht dan als man ook bij de schutterij (stadsverdediging). Iedere burger moest dan wel belasting betalen.
Slide 2 - Slide
Stadsrechten kreeg de stad van de heer van het domein in ruil voor belastingen.
De steden wilden natuurlijk nog meer privileges
Voor elk privilege moest weer belasting betaald aan en toestemming gevraagd worden aan de heer van het domein.
VB.: Marktrecht, tolrecht, muntrecht, het recht om stadsmuren te mogen bouwen ter verdediging van de stad.
Slide 3 - Slide
Bestuur van de stad
Het stadsbestuur werd het vroedschap genoemd en de rechtbank de schepenbank. De rijke burgers regelden dit. Verder was er nog de schout=> die hield toezicht op de orde in de stad en haalde de belastingen op voor de stad en de heer van het domein.
In de stad was je dus vrij, de horigen gingen hier wonen omdat ze dan vrij waren en omdat ze niet allemaal meer nodig waren in de landbouw.
Slide 4 - Slide
Inwoners van de steden
De inwoners werden poorters genoemd. Samen met de boeren waren de burgers de 3e stand.
Handelaren hadden ook allerlei producten nodig zoals voedsel, kleding, meubels, enz.
Ambachtslieden gingen deze maken=> timmerman, smid, kleermaker, bakker, slager.
Handelaren verkochten met geld de producten=> ontstaan geldeconomie.
Slide 5 - Slide
De horigheid nam nog verder af omdat de domein heer nu veel meer geld kreeg uit de steden als belasting=> kon boeren betalen om voor hem te werken, geen bescherming meer nodig.
De domeinheren verloren steeds meer macht, omdat de steden rijker en machtiger werden. De koningen probeerden ook om zelf meer macht te krijgen, door de steden en de adel tegen elkaar uit te spelen.
Slide 6 - Slide
De Gilden
Ambachtslieden gingen zich organiseren in vakorganisaties=> de Gilden.
Taken van de gilden:
Zorgen voor de opleiding van de leden in het vak van dat gilde.
Voor het gezin van het gilde lid zorgen als die ziek was of overleed.
Afspraken maken over prijzen, kwaliteit en hoeveelheden van de producten.
Concurrenten uit andere steden tegen gaan.
Slide 7 - Slide
Taken van een gilde zijn?
A
zorgen dat iedereen het fijn heeft
B
zorgen voor de opleiding gilde lid
C
zorgen voor de kwaliteit en hoeveelheid productie
D
zorgen voor gilde lid of familie bij ziekte of dood
Slide 8 - Quiz
waar vond je de nieuwe steden?
A
bij mooie bossen
B
bij kastelen en kloosters
C
bij leuke bruggen
D
bij kruisingen rivieren en wegen
Slide 9 - Quiz
voorbeelden van ambachtslieden zijn?
A
timmerman
B
schrijver
C
steenhouwer
D
schout
Slide 10 - Quiz
stadsrechten zijn de rechten om zelf een gemeenschap te vormen met eigen bestuur en rechtspraak