2021-11-18 Latijn G2

Leerdoelen

  • ik kan T 3, r. 10-21 vertalen
  • ik kan alle vormen van het znw herkennen en benoemen
  • ik ken een aantal woorden van les 4


    Weektaak

    • herhalen: W t/m les 3
    • leren: W les 4 (100%)
    • oefenen: stampkaartjes uitgangen
    • maken (voor do): T 3, r. 10-21













            1 / 22
            next
            Slide 1: Slide
            LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

            This lesson contains 22 slides, with text slides.

            time-iconLesson duration is: 45 min

            Items in this lesson

            Leerdoelen

            • ik kan T 3, r. 10-21 vertalen
            • ik kan alle vormen van het znw herkennen en benoemen
            • ik ken een aantal woorden van les 4


              Weektaak

              • herhalen: W t/m les 3
              • leren: W les 4 (100%)
              • oefenen: stampkaartjes uitgangen
              • maken (voor do): T 3, r. 10-21













                      Slide 1 - Slide

                      Begintaak:

                      Naamval en getal (alle mogelijkheden)?

                      rege     servis     puerorum     mandati     locum     aqua

                      uxoribus     nominis     patrum     feminas     populo

                      montes     fratri     urbs     viri     feminae     matrem







                      Slide 2 - Slide

                      retinere
                      semper
                      servare
                      turba
                      temptare
                      pars (mv.?)

                      Slide 3 - Slide

                      Slide 4 - Slide

                      Slide 5 - Slide

                      Slide 6 - Slide

                      Slide 7 - Slide

                      Slide 8 - Slide

                      Slide 9 - Slide

                      Slide 10 - Slide

                      Slide 11 - Slide

                      si
                      cadere
                      auxilium
                      arx (mv.?)
                      periculum

                      Slide 12 - Slide


                      10        Truncis casas faciunt. Romulus in urbe
                      mandata inter viros dividit, dum Remus cum
                      feminis et pueris ad flumen accedit. Ad flumen
                      pueri arundinem colligunt. Feminae arundinem in
                      urbem portant. Viri arundine tecta casis faciunt.



                      TB blz. 27
                      +
                      schrift

                      Slide 13 - Slide


                      Romulus clamat: ‘Qui murum transilit, civis
                      non est, sed hostis. Hostem necare licet.’ Fratrem
                      gladio necat.
                      TB blz. 27
                      +
                      schrift

                      Slide 14 - Slide


                      15  Arundinem colligere Remo non placet. Cogitat:
                      ‘Cur Romulo licet murum aedificare? Cur mihi
                      non licet? Cur mihi arundinem in urbem portare
                      mandatum est? ’ Tandem vesperi ad urbem revenit.
                      Partim murus iam stat. Remus fratri illudit.
                      20  Dicit: ‘Murus urbem haud protegit. Facile est
                      hostibus urbem intrare!’ Murum transilit. Ridet.
                      TB blz. 27
                      +
                      schrift

                      Slide 15 - Slide

                      We nemen de (rest van de) woorden van les 21 door

                      Slide 16 - Slide

                      Slide 17 - Slide

                      Slide 18 - Slide

                      Slide 19 - Slide

                      Slide 20 - Slide

                      femin-a
                      femin-ae
                      femin-ae
                      femin-am
                      femin-a
                      femin-ae
                      femin-arum
                      femin-is
                      femin-as
                      femin-is
                      serv-us
                      serv-i
                      serv-o
                      serv-um
                      serv-o  
                      serv-i
                      serv-orum
                      serv-is
                      serv-os    serv-is

                      rex
                      reg-is
                      reg-i
                      reg-em
                      reg-e
                      reg-es
                      reg-um
                      reg-ibus
                      reg-es
                      reg-ibus
                      don-um
                      don-i
                      don-o
                      don-um
                      don-o
                      don-a
                      don-orum
                      don-is
                      don-a
                      don-is

                      nomen
                      nomin-is
                      nomin-i
                      nomen
                      nomin-e
                      nomi-a
                      nomin-um
                      nomin-ibus
                      nomin-a
                      nomin-ibus

                      Slide 21 - Slide

                      Leerdoelen

                      • ik kan T 3, r. 10-21 vertalen
                      • ik kan alle vormen van het znw herkennen en benoemen
                      • ik ken een aantal woorden van les 4


                        Weektaak

                        • herhalen: W t/m les 3
                        • leren: W les 4 (100%)
                        • oefenen: stampkaartjes uitgangen
                        • maken (voor do): T 3, r. 10-21













                                Slide 22 - Slide