Als je erachter wil komen of een werkwoord in de verleden tijd eindigt op -te(n) of -de(n), dan maak je gebruik van 't kofschip.
> je haalt -en weg van het hele werkwoord
> je kijkt op welke medeklinker het woord eindigt
> als de letter in 't kofschip zit, dan eindigt het woord in de verleden tijd op
-te(n)
> als de letter niet in 't kofschip zit eindigt het woord in de verleden tijd op -de(n)
Voorbeeld: geloven
hele w.w. -en : gelov
v zit niet in 't kofschip
dus: geloofde(n)