This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Antwoorden huiswerk
Opdracht 4
1 het
2 ze
Opdracht 5
1 haar
2 zijn, het
Opdracht 6
1 hun, ze
2 hen, zij
Opdracht 7
1 dit
2 wat
Opdracht 7
1 dit
2 wat
Opdracht 8
1 van wie
2 waarmee
Slide 1 - Slide
Antwoorden huiswerk
Opdracht 4
1 het
2 ze
Opdracht 5
1 haar
2 zijn, het
Opdracht 6
1 hun, ze
2 hen, zij
Opdracht 7
1 dit
2 wat
Opdracht 7
1 dit
2 wat
Opdracht 8
1 van wie
2 waarmee
Opdracht 9
1 Het mooiste Nederlandse boek wat Carola ooit gelezen heeft, is De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans.
2 De directeuren hoeven de leden van de ondernemingsraad niet meer voor overleg uit te nodigen, want ze (wie?) zijn toch niet bereid om compromissen te sluiten.
directeuren ? Of … de leden/ de raad ?
Slide 2 - Slide
Onduidelijk verwijzen
Het is niet duidelijk waarnaar verwezen wordt doordat:
1. Er niets is waarnaar het verwijst;
Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen het kan doen.
Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen donor kan worden.
Slide 3 - Slide
Onduidelijk verwijzen
Het is niet duidelijk waarnaar verwezen wordt doordat:
1. Er niets is waarnaar het verwijst;
Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen het kan doen.
Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen donor kan worden.
Slide 4 - Slide
Onduidelijk verwijzen
Het is niet duidelijk waarnaar verwezen wordt doordat:
2. Er meerdere dingen zijn waarnaar het kan verwijzen.
Marina zei tegen Antoinette dat Marie-Jeanne haar voor haar verjaardag een mooi cadeau wilde geven.
Wees altijd concreet en duidelijk als je naar iets verwijst!
Slide 5 - Slide
Aan de slag
Maak de twee overgebleven opdrachten met verwijswoorden op blz. 214-215 en kijk eventueel al opdrachten na.
timer
10:00
Slide 6 - Slide
Nieuwe leerdoelen
Je kunt congruentiefouten herkennen en verbeteren in een zin.
Je kunt dat/als-constructie herkennen en verbeteren.
Slide 7 - Slide
Incongruentie
onderwerp en persoonsvorm moeten hetzelfde aantal hebben
De jongens eten gezellig een appel.
De meisjes kijkt naar de jongens die appels eten.
Slide 8 - Slide
Goed of fout? De media schrijft bijzonder negatief over deze superster.
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quiz
De media schrijft bijzonder negatief.
media = onderwerp = meervoud
schrijft = pv = ev
-> getal onderwerp en pv komen niet overeen = incongruentie
Slide 10 - Slide
Goed of fout? De media hebben ons verkeerd ingelicht.
A
goed
B
fout
Slide 11 - Quiz
Goed of fout? De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht hebben een probleem.
A
Goed
B
Fout
Slide 12 - Quiz
De kudde schapen stak de weg over.
A
Goed
B
Fout
Slide 13 - Quiz
Verzamelwoord als onderwerp
'De jeugd' lijkt meervoud , is enkelvoud
->incongruentie
De media lijkt enkelvoud, is meervoud
Slide 14 - Slide
Mensen die belangstelling hebben voor de functie worden verzocht te reageren.
A
Goed
B
Fout
Slide 15 - Quiz
Meewerkend vw wordt ten onrechte als ow gezien.
verzwegen ow: Er wordt aan mensen die belangstelling hebben....
-> incongruentie
Slide 16 - Slide
Goed of fout? Eneco verwacht dat het gebruik van gas, water en elektriciteit de komende jaren bij de meeste huishoudens alleen maar verder zullen toenemen.
A
Goed
B
fout
Slide 17 - Quiz
Incongruentie kan dus komen door:
-verzamelwoord als onderwerp -onderwerp en pv staan te ver uit elkaar -het mv wordt ten onrechte als ow gezien
Slide 18 - Slide
Maak opdr. 11, p. 217
timer
5:00
Slide 19 - Slide
Antwoorden opdracht 11
Opdracht 11
1 leiden → leidt
2 zijn → is
3 worden → wordt
4 zullen → zal
5 voelden → voelde
Slide 20 - Slide
dat/als-constructie
We vinden het niet mooi als de woorden 'dat' en 'als/wanneer/indien' naast elkaar staan. Je kunt dit eenvoudig oplossen door de bijzin te verplaatsen.
1) zoek de 'als-zin' op
2) verplaats deze bijzin naar het einde van de zin
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Hoe verbeter je de volgende zin? Ik durf te wedden dat als de leerlingen alle opgaven maken, ze de stof goed begrijpen.
Slide 27 - Open question
Slide 28 - Slide
Huiswerk
(Af)maken:
Huiswerk: opdrachten op blz. 214-215
opdr. 11 en 12, blz. 217-219
Slide 29 - Slide
Heb je zin in het weekend? 0 = nee 100 = ja, heel erg