Frans b1 Week van 9-9

Vandaag:
Pak meteen je chromebooks en start ze op.
Eerst het so, staat klaar in Classroom

Start Chapitre 1: part 1
Grammaire: 
de lidwoord de en het en het lidwoord een.
Zelfstandige naamwoorden en meervoud.



1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vandaag:
Pak meteen je chromebooks en start ze op.
Eerst het so, staat klaar in Classroom

Start Chapitre 1: part 1
Grammaire: 
de lidwoord de en het en het lidwoord een.
Zelfstandige naamwoorden en meervoud.



Slide 1 - Slide

De simpele regels die ik verwacht van jullie.

  1. Aan het begin van de les; Chromebook op tafel en aan.
  2. Als ik tot drie tel: monden dicht. Ik verwacht dat je stil bent als ik begin te tellen.
  3. Ik verwacht dat je niet storend aanwezig bent en niet door mij heen praat.

De meesten houden zich hier al keurig aan.





Slide 2 - Slide

We gaan eerst samen aan de gang.
Daarna gaan jullie zelfstandig werken.

De simpele regels:
Zet je Chromebook aan.
Niet door mij heen praten.

Slide 3 - Slide

Jezelf voorstellen in het Frans.
Je m'appelle Lea, et toi.    Ik heet Lea en jij?
Je m'appelle Pierre.           Ik heet Pierre.
Tu habites où?                     Waar woon jij?
J'habite à Paris.                    Ik woon in Parijs.
Tu as quel âge?                    Hou oud ben jij?
J'ai treize ans.                        Ik ben 13 jaar (maar er staat letterlijk: Ik heb 13 jaar)   
Tu as un frère?                        Heb je een broer?
Oui, j'ai un frère.                      Ja, ik heb een broer.

Slide 4 - Slide

Traduis les phrases
3. Comment dire #1 'Se présenter'
Zoek de juiste combinaties bij elkaar
J'ai treize ans. 
Comment tu t'appelles ? 
Tu as quel âge ? 
Ik ben dertien jaar. 
Hoe heet je? 
Hoe oud ben je? 

Slide 5 - Drag question

Je m'appelle Pierre. 
J'ai treize ans.
J'habite à Paris. 
Tu as un frère? 
Oui, j'ai un frère. 
Tu habites où? 
Ik heet Pierre
Ik ben 13 jaar.
Ik woon in Parijs
Heb jij een broer?
Ja, ik heb een broer.
Waar woon jij?

Slide 6 - Drag question

Woorden A blz 52
La France
Salut
la plage
mignon
regarde
aussi
maintenant
pour moi
le lapin
le chien
le poisson
j'aime
il joue
Frankrijk
hoi
het strand
leuk, schattig
kijk
ook
nu
voor mij
het konijn
de hond
de kat
de vis
ik houd van
hij speelt

Slide 7 - Drag question

Vervolg:
De video hebben we reeds gekeken
We hebben ook de tekst gelezen op  blz 23 tekst.(online oefening 5b) .

  • In Classroom staat een Google docs met de tekst erin en onderstreepte woorden.
  • Neem die woorden over, zoek ze op en zet ze onderin het document.

Slide 8 - Slide

Ç =shift en dan tegelijkertijd AltGr en ç 
(geen hoofdletter) is Alt en ,  tegelijkertijd.
è is `en vervolgens e
é is 'en vervolgens e
ê is shift 6 (loslaten en dan e)

Hoofdstuk 1 alles online
Introduction: alle oefeningen.
A Ecouter
B: Lire
C: Phrases Clés et parler 
D; bekijk alvast de uitleg bij 17b

Slide 9 - Slide


So is reeds teruggegeven.

Je vindt dat in je gmail
Score teruggegeven.

De scorelijst staat in classroom







Slide 10 - Slide

Huiswerk voor maandag afmaken
Hoofdstuk 1 alles online
Introduction: alle oefeningen.
A Ecouter
B: Lire
C: Phrases Clés et parler.
D: Grammaire et écrire
(E; Regarder)

Werk in een rustig tempo. Maak het zo goed mogelijk.







Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Frans en lidwoorden
Het Frans kent twee lidwoorden voor enkelvoud:
Le/un voor mannnelijke woorden: Le garçon/ un garçon
La/une voor vrouwelijke woorden. La fille/une fille.

En één vorm voor het meervoud.
Les is altijd voor meervoudsvormen.

Slide 13 - Slide

Frans en lidwoorden
Voor een klinker of een stomme h (een h die niet wordt uitgesproken) gebruik je l'
L'heure
L'animal
L'élève.

Slide 14 - Slide

Welk lidwoord gebruik je voor een mannelijk woord (enkelvoud)
A
Le
B
Les
C
La

Slide 15 - Quiz

Welk lidwoord gebruik je voor een vrouwelijk woord (enkelvoud)
A
Le
B
Les
C
La

Slide 16 - Quiz

Welk lidwoord gebruik je voor een het meervoud
A
Le
B
Les
C
La

Slide 17 - Quiz

Welk lidwoord gebruik je als het woord erna begint met een klinker of stomme h?

Slide 18 - Open question

avoir=hebben
Ik heb                                    = j'ai
Jij hebt                                  = tu as 
Hij/zij/men heeft              = il/elle/on a
Wij hebben                         = nous avons, on a
Jullie hebben / u heeft   = vous avez 
zij hebben                            = ils / elles ont 

Slide 19 - Slide

avoir=hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 20 - Drag question

We gaan vandaag het volgende doen:

We gaan beginnen met het kijken van de video samen.
Die heb je in onderdeel E nodig. We kijken hem twee keer.

Hoofdstuk 1 alles online
Introduction: alle oefeningen.
A Ecouter
B: Lire
C: Phrases Clés et parler.
D: Grammaire et écrire
E: Ecrire

Slide 21 - Slide