Hoofdstuk 1: herhaling

Ga zitten volgens de plattegrond van je mentor !
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ga zitten volgens de plattegrond van je mentor !

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Les phrases clés

  • question 1: 
  • Bonjour, ça va?
  • question 2:
  • Comment tu t'appelles?
  • question 3:
  • Tu habites où?

Slide 3 - Slide

Les phrases clés
  • question 4: 
  • Et toi tu as quel âge?
  • question 5:
  • Quel est ton numéro de téléphone?
  • question 6:
  • Tu as un frère?
  • Fin de la conversation:
  • Au revoir !

Slide 4 - Slide

Het lidwoord

  • Wat is een lidwoord?
  • Welke lidwoorden heb je in het frans?

Slide 5 - Slide

Lidwoorden

de / het
een
mannelijk
le / l'
un
vrouwelijk
la / l'
une
meervoud
les
-

Slide 6 - Slide

...chat(m)
A
le
B
l'
C
la
D
les

Slide 7 - Quiz

... problèmes(m)
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 8 - Quiz

...piscine(v)
A
les
B
la
C
le
D
l'

Slide 9 - Quiz

...oncle(m)
A
les
B
la
C
le
D
l'

Slide 10 - Quiz

...photo(v)
A
une
B
un

Slide 11 - Quiz

...chien(m)
A
un
B
une

Slide 12 - Quiz

Het werkwoord Avoir
Vertaling?

Slide 13 - Slide

AVOIR

Slide 14 - Slide

avoir
   =
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 15 - Drag question

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Grammaire 'Avoir' 
ik heb
jij hebt
hij/zij/men heeft / we hebben
wij hebben
u heeft, jullie hebben
zij hebben

Slide 16 - Drag question

De getallen
qui peut compter?

Slide 17 - Slide

Ken jij de getallen al in het Frans? Sleep de Franse getallen naar de juiste cijfers!
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
dix-neuf
vingt
douze
seize
quinze
onze
dix-huit
quatorze
dix-sept
treize

Slide 18 - Drag question

Vocabulaire

Slide 19 - Slide

grand
A
goed
B
dan
C
dus
D
groot

Slide 20 - Quiz

je suis
A
ik ben
B
ik woon
C
ik kijk

Slide 21 - Quiz

et
A
maar
B
en
C
waar
D
heel

Slide 22 - Quiz

beaucoup
A
goed
B
hier
C
waarom
D
veel

Slide 23 - Quiz

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden in het Frans?
A
Nous
B
Super
C
Je
D
salut

Slide 24 - Quiz

Wat zijn de vertalingen van de persoonlijke voornaamwoorden?
A
Tu - Jij
B
Je - Jij
C
Il/Elle - Hij/Zij
D
Nous - Wij

Slide 25 - Quiz

Les vacances
La famille
les animaux
la soeur
la plage
le chat
le père
la mer
le cousin
le chien
la piscine
le frère

Slide 26 - Drag question

Ga nu leren met Slim Stampen!

Slide 27 - Slide

Wat hebben we gedaan?
Devoirs
vocabulaire H1 



Slide 28 - Slide

Au revoir et à jeudi!

Slide 29 - Slide