This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Wat gaan we doen?
Werkwoorden: tt, vt, vd
Woordenschat Kahoot!
Slide 1 - Slide
Werkwoordstijden
TT: Floor bezoekt de tandarts. / Achmed klimt.
VT: Floor bezocht de tandarts. Achmed klom.
VD: Floor heeft de tandarts bezocht. /Achmed heeft geklommen.
Slide 2 - Slide
Vervoeging werkwoorden
Tegenwoordige tijd - Hij ...... naar Leiden.
Verleden tijd - Wij .............. naar Leiden.
Voltooid tijd - Jij ....... naar Leiden ......... .
Slide 3 - Slide
Verleden tijd
Slide 4 - Slide
Hoe spel je het voltooid deelwoord?
Kijk naar het hele werkwoord. Haal -en weg Maak de ik-vorm.
Kijk naar de laatste letter. Is dit een s, f, t, k,ch, of p? JA -> het voltooid deelwoord krijgt een t NEE -> het voltooid deelwoord krijgt een d
Schrijf ge- voor de ik-vorm en t of d aan het einde.
Slide 5 - Slide
Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een tegenwoordige tijd ( tt), verleden tijd (vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Ali stoot per ongeluk de vaas om.
A
tt
B
vt
C
vd
Slide 6 - Quiz
Hoe heb je die auto (verven)?
Slide 7 - Open question
Hij rekente niet op een onvoldoende.
A
goed
B
niet goed
Slide 8 - Quiz
vt, tt en vd staan voor
A
verleden tijd, tegenwoordige tijd en voltooid deelwoord
B
verleden tijd, tegenwoordige tijd en voltooid deelwoord
C
verleden tijd, tegenwoordige tijd en voltooid deelwoord
D
verleden tijd, tegenwoordige tijd en voltooid deelwoord
Slide 9 - Quiz
Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Dat verontrustte het overige publiek.
A
tt
B
vt
C
vd
Slide 10 - Quiz
Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een tegenwoordige tijd (tt), verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Het museum is gelukkig verzekerd.
A
tt
B
vt
C
vd
Slide 11 - Quiz
Het ………………. (gebeuren) altijd. Het is gisteren ……………………….. (gebeuren). Gisteren ……………………… (gebeuren) het.
Slide 12 - Open question
Werkwoordenspel
1. Gooi met 1 dobbelsteen.
2. Zet de stappen op het speelbord. 3. Gooi met de twee grote dobbelstenen. 4. Als het antwoord goed is, mag je blijven staan. Als het antwoord fout is, doe je de stappen terug.