C1 les 39 §4 Alinea's en kernzinnen 2bk

Cursus 1 Meer dan lezen
§ 4  Tekstverbanden en signaalwoorden
les 39
2bk
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Cursus 1 Meer dan lezen
§ 4  Tekstverbanden en signaalwoorden
les 39
2bk

Slide 1 - Slide

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • leesboek
  • lesboek 
  • schrift
  • etui
timer
1:00

Slide 2 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen?

  • herhalen lesdoelen §2 en 3
  • nieuw lesdoel §4
  • samen aan de slag
  • zelfstandig werken
  • huiswerk

Slide 4 - Slide

Lesdoel
§ 2 Onbekende woorden

Slide 5 - Slide

woordstrategieën klas 1
Synoniem: een woord met ongeveer dezelfde betekenis 
                           bijv. mopje = grapje
Omschrijving zoeken: een omschrijving staat vaak tussen haak-
                                                jes of tussen komma's
Voorbeeld zoeken: dit komt vaak na zoals, bijvoorbeeld, een
                                         voorbeeld van

Slide 6 - Slide

woordstrategieën klas 2
tegenstelling:  Soms kun je de betekenis van een woord vinden doordat er in de tekst een tegenstelling staat.
Let op woorden als maar, echter, toch, daarentegen
een bekend woorddeel zoeken: Je kunt op zoek gaan naar een bekend deel in een woord. 
Dit kan bij samengestelde woorden of woorden met een achter- of voorvoegsel.

Slide 7 - Slide

Lesdoel
§ 3 Alinea's en kernzinnen

Slide 8 - Slide

Hoe herken je alinea's
  • een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel
  • zinnen die een alinea vormen, staan achter elkaar zonder dat ze op een nieuwe regel beginnen
  • soms begint de eerste regel na inspringen
  • soms wordt er tussen alinea's een regel overgeslagen              -> dit noem je een witregel 

Slide 9 - Slide

kernzin
De belangrijkste informatie van een alinea staat in de kernzin.   

Vaak is het de eerste of laatste zin van de alinea.

In de zinnen voor of na de kernzin staat verdere uitleg of een voorbeeld.       

Slide 10 - Slide

Instructie:
In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar. Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Als je weet welk signaalwoord bij een verband hoort, helpt dit je om de tekst beter te begrijpen. Er zijn verschillende soorten tekstverbanden

Je leert er nu drie.

Slide 11 - Slide

1. Opsomming
Bij het verband opsomming worden meerdere dingen die bij elkaar horen, achter elkaar genoemd. De volgorde waarin dit gebeurt, is niet belangrijk.

Een opsomming herken je bijvoorbeeld aan deze signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, ten slotte, en. Je kunt een opsomming ook herkennen aan streepjes (–), dots (•), getallen (1, 2, 3) of een dubbele punt (:).




Slide 12 - Slide

Voorbeeld
Ik houd van chips. Verder vind ik dropjes lekker. Je mag me ook wakker maken voor spekjes!


Slide 13 - Slide

2. Tijdsvolgorde (chronologie)
Het verband tijdsvolgorde geeft aan dat dingen in een bepaalde volgorde gebeuren. De volgorde waarin dit gebeurt, is nu dus wél belangrijk.

Dit verband herken je bijvoorbeeld aan jaartallen en aan deze signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, ten slotte, nadat, terwijl, dadelijk, intussen.


Slide 14 - Slide

Voorbeeld
Eerst leg je het speelbord op tafel. Vervolgens deel je de andere materialen uit. Daarna bepaal je wie er begint.

Slide 15 - Slide

3. Voorbeeld
Bij dit verband wordt een uitleg of voorbeeld gegeven om iets duidelijker te maken. Je krijgt dus meer informatie.

Je herkent een voorbeeld onder andere aan deze signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou.


Slide 16 - Slide

Voorbeeld
Bij de bouw van het nieuwe winkelcentrum zijn verschillende vakmensen aan het werk, zoals metselaars, loodgieters en timmermannen.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Aan de slag
Lesboek ->      Cursus 1 ->      §4 ->       blz. 24


Opdracht 1

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Zelfstandig werken
Maak: 
Cursus 1
§ 4
opdracht     

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?
Lezen 

Slide 23 - Slide

 lesdoel
§4 Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 24 - Slide

Wat is je huiswerk?

Maken:
Cursus 1
§ 4
opdrachten  ............. moet af zijn



Slide 25 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 26 - Slide