Je leert welke orgaanstelsels je hebt en hoe je spieren aan energie komen.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3
This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
§8.3 - Je bloed vervoert
Je leert welke orgaanstelsels je hebt en hoe je spieren aan energie komen.
Slide 1 - Slide
bloedplasma
bloedplaatjes
witte bloedcellen
rode bloedcellen
Slide 2 - Drag question
Rode bloedcel
Witte bloedcel
Bloedplaatje
Slide 3 - Slide
Sommige soorten slangengif kunnen stolling van het bloed in de bloedvaten tot gevolg hebben. Welke bloeddeeltjes spelen de belangrijkste rol bij de bloedstolling?
A
De bloedplaatjes
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen
Slide 4 - Quiz
Sikkelcelanemie is een erfelijke ziekte waarbij bepaalde bloeddeeltjes hun taak niet goed kunnen uitvoeren. Ze kunnen daardoor een afwijkende vorm krijgen. Hoe heten deze bloeddeeltjes?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
Slide 5 - Quiz
Samenstelling van het bloed
plasma-eiwitten 7%
water 91 %
opgeloste stoffen 2 %
Plasma = 55 % & vaste bestanddelen 45 %
Slide 6 - Slide
Samenstelling van het bloed
plasma-eiwitten 7%
water 91 %
opgeloste stoffen 2 %
bloedplaatjes
witte bloedcellen
rode bloedcellen
Plasma = 55 % & vaste bestanddelen 45 %
Slide 7 - Slide
Sommige bloeddeeltjes bevatten hemoglobine. Hemoglobine kan zuurstof en koolstofdioxide binden. Welke bloeddeeltjes zijn dit?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes
Slide 8 - Quiz
Hemoglobine
In rode bloedcellen zit hemoglobine.
Hemoglobine geeft rode bloedcellen hun kleur.
Door hemoglobine kunnen rode bloedcellen makkelijk zuurstof opnemen en afgeven.
Tekort aan hemoglobine zorgt voor vermoeidheid.
hemoglobine----->
Slide 9 - Slide
Waar in het lichaam worden rode bloedcellen gemaakt?
A
In de lever
B
In het hart
C
In het beenmerg
D
In het ruggenmerg
Slide 10 - Quiz
4. Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer
Slide 11 - Drag question
Longader
Aorta
Holle ader
Long slagader
Slide 12 - Drag question
In de afbeelding zijn de hartkleppen gesloten. Op welk moment gebeurt dit?
A
Alleen tijdens het samentrekken van de boezems
B
Alleen tijdens het samentrekken van de kamers
C
Zowel tijdens het samentrekken van de boezems als het samentrekken van de kamers
Slide 13 - Quiz
Met welk nummer is de aorta aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 14 - Quiz
Het hart pompt zuurstofrijk bloed in de:
A
Longslagader
B
Longader
C
Aorta
D
Holle ader
Slide 15 - Quiz
De juiste volgorde van de hartslag is:
A
boezems-hartpauze-kamers
B
kamers-hartpauze-boezems
C
boezems-kamers-hartpauze
D
kamers-boezems-hartpauze
Slide 16 - Quiz
Papegaaienziekte wordt door een bacterie veroorzaakt. Papegaaien en andere vogels kunnen de ziekte op mensen overbrengen via besmette deeltjes in de lucht. Als iemand die inademt, kunnen de bacteriën via de longen in het bloed terechtkomen. De ziekte geeft soms alleen griepachtige verschijnselen, maar kan ook zeer ernstig zijn.
Vanuit de longen komen de bacteriën met het bloed in het hart terecht. In welk deel van het hart komen de bacteriën dan het eerst binnen?
A
Linkerboezem
B
Linkerkamer
C
Rechterboezem
D
Rechterkamer
Slide 17 - Quiz
Zet de volgende onderdelen van groot naar klein: haarvat, longader, aorta
A
longader, aorta, haarvat
B
haarvat, longader, aorta
C
aorta, longader, haarvat
D
aorta, haarvat, longader
Slide 18 - Quiz
Ader
Slagader
Haarvat
Slide 19 - Drag question
Waar bevinden zich kleppen in het hart?
Klep
Klep
Slide 20 - Drag question
Waar is de bloeddruk het grootst?
A
Plaats 10
B
Plaats 5
C
Plaats 9
D
Plaats 4
Slide 21 - Quiz
Bij toenemende activiteit daalt het hartritme om de bloeddruk op peil te houden
A
Goed
B
Fout
Slide 22 - Quiz
Tot welke bloedsomloop hoort de longslagader?
A
kleine bloedsomloop
B
grote bloedsomloop
Slide 23 - Quiz
Wat is het verschil tussen een ader en slagader? Noem 3 dingen
Slide 24 - Open question
Voor een bloedvat gelden deze vier EIGENSCHAPPEN 1 zeer wijd 2. lage bloeddruk 3. bevat zuurstofarm bloed 4. bevat kleppen
A
nierslagader
B
longslagader
C
beenader
D
haarvat in een been
Slide 25 - Quiz
Waarom is het belangrijk dat haarvaten een zeer dunne wand hebben?
Slide 26 - Open question
Hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart
Slide 27 - Quiz
bovenste holle ader
onderste holle ader
aorta
poortader
Longader
Longslagader
leverader
leverslagader
darmslagader
Slide 28 - Drag question
Ik heb behoefte aan extra uitleg met de docent omdat ik nog vragen heb.
A
Ja, ik kom naar een KWT-uur
B
Ja, maar ik ga eerst zelf §8.1 bestuderen en maken.
C
Ja, ik ga naar biologiepagina en maak daar de oefentoets bloedsomloop