Dermatica

Dermatica
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Dermatica

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Gevarenaanduidingen op het etiket

H-zinnen= gevarenaanduidingen (hazard= harm= risico)(r-zinnen)
P-zinnen = voorzorgsmaatregelen ( precaution = safety= veiligheid)(s-zinnen)





KNMP Kennisbank → Productzorg → LNA procedures productzorg → inhoud

Slide 2 - Slide

Protocollair werken leidt tot veiligheid en kwaliteit.
SZW = Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
BHV handboek, hoe om te gaan in gevaarlijke situaties. Ook is er informatie te vinden op de KNMP Kennisbank → Productzorg → LNA Procedures en productzorg→inhoud

Veilig werken in de apotheek
Ben je bewust dat je mogelijk met gevaarlijke stoffen werkt.
Heb oog voor je omgeving!
          - Het gevaar
          - De beveiliging→ gevaarlijke situaties voorkomen
          - Hulpverlening→ welke maatregelen


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

Weet waar je mee werkt, zoek eventuele gevaren op in de LNA procedures Arbo en gevaarlijke stoffen.
(huid)Gel
  • is een vloeistof die onder invloed van een geschikte stof zodanig viskeus is geworden
  • conservering noodzakelijk
  • goed toepasbaar op de behaarde hoofdhuid
  • heeft wel een indrogend effect op de huid ( niet geschikt voor een droge huid)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

wat is de functie van een humectans
A
oplosmiddel
B
maakt de creme smeerbaar
C
conserveermiddel
D
zorgt ervoor dat de creme/gel niet uitdroogt

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

welk van onderstaande stoffen is een humectans
A
sol. sorbitol
B
Cetiol V
C
sol. methylparabeen conc
D
sir. simplex

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Humectans ( = bevochtiger)
  • wordt  in gels vaak toegevoegd 
  • om uitdrogen te voorkomen. 

Hiervoor kunnen worden gebruikt: 
  • sorbitol 70 %, 
  • propyleenglycol
  • glycerol 85 %.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

LNA
  • Laboratorium Nederlandse Apothekers 
  • LNA-procedures waarborgen veiligheid en kwaliteit binnen de apotheek
  • Raadpleeg de KNMP Kennisbank voor volledige en gedetailleerde procedure

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Hydrofiel & hydrofoob
Stoffen die goed oplosbaar zijn; zijn hydrofiel.


Stoffen die slecht oplosbaar zijn; zijn hydrofoob.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hydrofiel en Hydrofoob

Hydro = water
fiel      = houden van
foob   = bang voor

Dus:
Hydrofiel    = houden van water
Hydrofoob = bang voor water

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

Hydrofobe→basis bestaat uit vetten
Makkelijk te mengen in kunststof of rvs mortieren → middels gelijke delen.
Verwarmen op waterbad.

Slide 15 - Slide

Vaste vetten → lipofiele stoffen.
Vaak hebben FNA preparaten een combinatie van deze stoffen.

Slide 16 - Slide

Let goed op wat er op het recept staat, bijv. basis voor
Bereidingsprotocol uitprinten in Protype. In het FNA staat beschreven op welke wijze je stoffen kunt toevoegen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

lange lipofiele staart met een hydrofiel hoofd.

Soorten water
  • Aqua communis = kraanwater
  • Aqua purificata = Gezuiverd water; water zonder  mineralen
  • Aqua destillata= vers Gedestilleerd water; Het bevat geen mineralen en micro-organismen
  • Aqua ad injectabilia =water voor injecties

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

De emulgator bepaalt welke type crème er ontstaat.
De volgende stoffen zijn O/W- (spreek uit: 'olie in water'-) emulgatoren:
  • cera cetomacrogolis emulsificans;
  • alcohol cetylicus et stearylicus emulsificans B (cera lanette SX).

De volgende stoffen zijn W/O- (spreek uit: 'water in olie'-) emulgatoren:
  • monoleïne;
  • cetostearylalcohol;
  • Span 80.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Verwerking geneesmiddel in basis
  • oplossen;
  • dispergeren = stoffen die niet of onvoldoende in de basis oplossen, worden in de zalfbasis gedispergeerd (fijngemaakt in de ruwe, stenen mortier). 
  • mengen. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

Vetten hoeven niet geconserveerd te worden→ bacteriën kunnen niet groeien in vetten.
Gezuiverd water bederft sneller dan kraanwater ivm het ontbreken van zouten die de bacteriegroei remmen.
Afleveren in tubes→ gaat bacteriegroei en indrogend effect tegen.
methylparahydroxybenzoaat→ werkt onvoldoende in crèmes, overgevoeligheid op de huid.
cetrimide→ zo mogelijk combineren met 0,1% dinatriumedetaat (antioxidant) , versterkt de werking.
Chloorhexidine-digluconaat→ onverenigbaar met carbomeer, neerslag ontstaat vaak pas na enige tijd.
Propyleenglycol→ in hogere concentraties kan huidirritatie voorkomen; vooral onder occlusie en in huidplooien.
Methylparahydroxybenzoaat en propylparahydroxybenzoaat zijn goed vetoplosbaar en daarom minder geschikt voor conservering van crèmes, echter wel voor gels en oplossingen. Propylparahydroxybenzoaat wordt alleen in combinatie met methylparahydroxybenzoaat gebruikt; ze versterken elkaars werking.

Kwaliteitseisen eindproduct
  • homogeen
  • geen agglomeraten ( alleen van toepassing bij dispergeren)
  • juiste kleur 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Je maakt 60 gram triamcinolon creme FNA.
Na de bereiding weeg je 58,55 gram na
Hoeveel % verlies heb?


A
2%
B
3%
C
4%
D
8%

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Mag je de crème hiervoor afleveren?
A
ja, is binnen 3 %
B
Nee, afwijking is boven de norm van 3%
C
Ja, afwijking mag maximaal 5% zijn
D
Nee, afwijking is boven de norm van 5%

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Bereken de concentratie zinkoxide in % voor een zalf die bestaat uit 3 gram zinkoxide en 87 gram vaseline album.
A
3,44%
B
3,33%
C
3%
D
3,5%

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Je maakt 30 gram gel. In deze 30 gram zit
0,300 gram werkzame stof.
Hoeveel % g/g werkzame stof is dat?
A
0,1%
B
0,5%
C
1%
D
2%

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Reken opdracht
Bereken de benodigde hoeveelheid van elke stof voor een totale bereiding van 60 gram.

Voer het in de volgende slide

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Rekenopdracht

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Finger Tip Unit (FTU)
  • FTU: Hoeveelheid crème/zalf gelijk aan vingertopje van een volwassenen
  • 1 FTU ≈ 0,5 gram crème/zalf
  • Voorkomt onder- en overdosering
  • Gemakkelijk te doseren
  • Zie tabel 15.1 voor een overzicht van de benodigde hoeveelheid crème of zalf

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Vragen?
Heb je vragen, dan mag je die gerust stellen via Teams.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions