This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Agogiek BOL jaar 2
Slide 1 - Slide
Lesinhoud
Didactische werkvormen
Oefentoets
Huiswerk check
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Pedagogisch medewerkers beschikken over diverse interactievaardigheden om verantwoord met kinderen om te kunnen gaan. Een van die interactievaardigheden is respect voor de autonomie van het kind. Waar gaat het om als jij respect toont voor de autonomie van het kind?
A
Je hebt respect voor wie het kind is, voor de eigenheid van het kind en voor wat het kind wil.
B
Je geeft duidelijke grenzen aan, maakt het kind duidelijk wanneer het te ver gaat en geeft desnoods straf.
C
Je zoekt spelletjes die geschikt zijn voor het kind en laat het daarmee spelen.
D
Je leert kinderen normen en waarden zodat ze zich sociaal gaan gedragen.
Slide 8 - Quiz
CAR THEORIE: (Competentie, Autonomie en Relatie). Welk antwoord past bij "Behoefte aan autonomie"
A
Ik voel me thuis
B
Ik wil het zelf
C
Ik kan het
D
Ik durf het
Slide 9 - Quiz
CAR
Behoefte aan relatie > Ik voel me thuis
Behoefte aan autonomie > Ik wil het zelf
Behoefte aan competentie > Ik kan het
Slide 10 - Slide
Waarvoor staat de R in SMART?
A
Resultaat
B
Respons
C
Realistisch
D
Raar
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Rollen in de groep. Welke past bij de gezagsdrager?
A
Kind zorgt voor plezier en kan relativeren
B
Kind zorgt ervoor dat er plannen worden uitgevoerd
C
Kind komt in actie als er een duidelijk plan is
D
Kind zorgt voor evenwicht in de groep en straalt enthousiasme uit
Slide 13 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van een pedagogisch doel?
A
Leerling kan samenwerken en houdt rekening met anderen
B
Leerling kan complimenten geven aan klasgenoten
C
Leerling kan tien minuten zelfstandig aan de slag
D
Leerling kan in het Engels aangeven hoe laat het is