Herhaling Parlementaire Democratie

PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE
HERHALING
1 / 18
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE
HERHALING

Slide 1 - Slide

NOTEER VOOR JEZELF
DE ONDERWERPEN WAAR JE NIET GOED OP GESCOORD HEBT

Slide 2 - Slide

SLEEPVRAAG: Welke situatie of kenmerk hoort bij een democratie, bij een dictatuur of bij allebei?
Sleep het kenmerk/situatie naar 'democratie', naar 'dictatuur' of naar 'allebei'
Democratie
Dictatuur
Allebei
1. Burgers moeten zich aan de wet houden.
2. De regering verbiedt een nieuwe politiek partij.
3. De overheid heeft het geweldsmonopolie.
4. Er wordt gefraudeerd bij de verkiezingen.
5. Op tv mag je grappen maken over het staatshoofd.
6. Ministers worden niet door het volk gekozen.
7. Rechters zijn niet onafhankelijk.
8. Er is sprake van trias politica.
9. Politici komen hun belofte niet altijd na.

Slide 3 - Drag question

DE DEFINITIE VAN DEMOCRATIE
Een democratie is een bestuursvorm waarbij de 

      direct of indirect              uitoefent op de

              besluitvorming
INVLOED
BEVOLKING
POLITIEKE

Slide 4 - Drag question

Een democratie kent ...
A
een grondwet, geen verkiezingen en persvrijheid
B
persvrijheid, verkiezingen en geen grondrechten
C
verkiezingen, geen vrijheid van meningsuiting en een grondwet
D
een grondwet, verkiezingen, persvrijheid

Slide 5 - Quiz

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?
1) De 2e kamer bestaat uit 150 leden
2) De 1e kamer bestaat uit 100 leden
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 6 - Quiz

SYNONIEMEN VOOR 1e en 2e KAMER ZIJN
A
PARLEMENT, REGERING, KABINET
B
PARLEMENT, STATEN GENERAAL EN VOLKSVERTEGENWOORDIGING
C
VOLKSVERTEGENWOORDIGING, KABINET EN GEDEPUTEERDE STATEN
D
PARLEMENT, VOLKSVERTEGENWOORDIGING EN GEDEPUTEERDE STATEN

Slide 7 - Quiz

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?
1) De 1e én 2e kamer hebben recht van amendement
2) De 1e én 2e kamer hebben recht van initiatief
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 8 - Quiz

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?
1) Een coalitie is een samenwerkingsverband tussen 2 of meerdere politieke partijen
2) De koning maakt deel uit van de regering maar heeft formeel geen macht
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 9 - Quiz

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?
1) Op dit moment heeft ons land een demissionair kabinet
2) Ook staatssecretarissen zijn een onderdeel van de regering en vergaderen mee in de ministerraad
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 10 - Quiz

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Het passief kiesrecht is het recht om gekozen te worden
2) het actief kiesrecht is het recht om te kiezen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 11 - Quiz

Zet de zinnen die aan de linkerkant staan in de juiste volgorde.
Er is een nieuwe Tweede Kamer
Partijen sluiten samen een regeerakkoord
Partijen gaan campagne voeren: op straat en via de media.
Mensen stemmen op een politieke partij.
Uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen.
Partijen maken een partijprogramma.

Slide 12 - Drag question

JUIST OF ONJUIST
1) de kernwaarde van populisme is 'harmonie'
2) Voor populisten is het belangrijk dat alle bevolkingsgroepen evenveel kansen krijgen

A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 13 - Quiz

Welke waarde hoort bij welke politieke stroming?
gelijkwaardigheid
harmonieuze samenwerking
vrijheid
SOCIALISTEN
CHRISTENDEMOCRATEN
LIBERALEN

Slide 14 - Drag question

JUIST OF ONJUIST
1) De VVD is een liberale partij
2) D66 heeft ook liberale standpunten maar heeft in de laatste verkiezingen ook meer linkse standpunten ingenomen

A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 15 - Quiz

In welke situatie is er sprake van omzetting volgens de systeemtheorie?
A
De gemeenteraad besluit om stoplichten op een kruispunt te plaatsen nadat er twee doden zijn gevallen.
B
Buurtbewoners willen stoplichten op een kruispunt nadat er twee doden zijn gevallen.
C
Een gemeenteraadslid stelt vragen aan de wethouder over de veiligheid bij een kruispunt nadat er voor de tweede keer een dodelijk ongeluk heeft plaatsgevonden.
D
Een wethouder geeft opdracht stoplichten te plaatsen op het kruispunt.

Slide 16 - Quiz

Bij welke fase van de systeemtheorie hoort elk van deze gebeurtenissen?
I. Greenpeace haalt alle kranten met een spectaculaire blokkade van een olietanker.
II. Een minister krijgt e-mails van lobbyende pressiegroepen die een wetsvoorstel willen tegenhouden.

A
I hoort bij de invoer en II bij de uitvoer.
B
I hoort bij de invoer en II bij de omzetting.
C
I hoort bij de omzetting en II bij de terugkoppeling
D
I en II horen bij de invoerfase.

Slide 17 - Quiz

Volgens de systeemtheorie verloopt de besluitvorming in een bepaalde volgorde. Wat is de juiste volgorde?
1. De gemeenteraad besluit om stoplichten op een kruispunt te plaatsen nadat er twee doden zijn gevallen.
2. Buurtbewoners demonstreren tegen de gevaarlijke situatie op een kruispunt.
3. Een gemeenteraadslid stelt vragen aan de wethouder over de veiligheid bij een kruispunt nadat er voor de tweede keer een ongeluk heeft plaatsgevonden.
4. Een wethouder geeft opdracht stoplichten te plaatsen op het kruispunt.
A
2-3-1-4
B
2-3-4-1
C
3-2-4-1
D
3-2-1-4

Slide 18 - Quiz