Werkwoordspelling 3F

Nederlands werkwoordspelling
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Nederlands werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Een kleine test

Slide 11 - Slide

In dit rapport...........de conclusie.
w.w.: ontbreken

Slide 12 - Open question

Ferdi..........jouw redenering erg duidelijk.
w.w.: vinden

Slide 13 - Open question

Gisteren .........ik niet zo goed door.
w.w.: werken.

Slide 14 - Open question

Ik heb dit dictee heel goed .....
w.w.: doen

Slide 15 - Open question

Vroeger ......... ik nooit zoveel tijd aan mijn huiswerk.
w.w.: besteden

Slide 16 - Open question

Wat heb ik .......?
w.w. voorbereiden

Slide 17 - Open question

Jullie........dit allemaal best goed.
w.w.: kunnen

Slide 18 - Open question

Ik........zo moe van die werkwoorden.
w.w.: worden

Slide 19 - Open question

Voltooid deelwoord
Begint altijd met ge- be- ver- her- of ont-
Staat nooit als enige werkwoord in een zin



Ik ben naar school geweest
Ik heb de tafel geverfd

Slide 20 - Slide

voltooid deelwoord   
sterke werkwoorden
veranderen van klank
zwakke werkwoorden
ge+stam+t/d
Er zijn geen regels voor het vervoegen van sterke werkwoorden. 
Je moet ze onthouden. 

Zij hebben gelopen.
De kast is verkocht.
Dat hebben wij vermeden. 
Ik ben verrast. 

woorden met ver- her- ont- be- of -er krijgen geen ge- extra ervoor
Bij het voltooid deelwoord gebruik je het 't ex-kofschip 
om zeker te weten of je een t of een d moet schrijven. 
Vaak wordt het voorvoegsel ge- voor de stam van het werkwoord geplaatst en komt er een d of t achter. 
veel werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her-, ont- of ver-: bewonen - bewoond, erkennen - erkend, gebeuren - gebeurd, herinneren - herinnerd, ontdekken - ontdekt, verdelen - verdeeld
In een zin met een voltooid deelwoord 
is de persoonsvorm een hulpwerkwoord. 
Wij hebben de tas gevonden. 
Ik ben verrast. 

Slide 21 - Slide

Een voltooid deelwoord mag je langer maken
om te horen waar het op eindigt
Ik heb gewerkt – gewerkte
Mijn horloge is ontvreemd - ontvreemde

Als je het niet hoort, gebruik je ‘t ex kofschip
Ik ben gisteren verhuis? – verhuiste/verhuisde
Verhuizen –en = verhuiz  z = niet in ‘t ex kofschip  verhuisd

Een voltooid deelwoord mag je langer maken
om te horen waar het op eindigt


Ik heb gewerkt – gewerkte

Als je het niet hoort, gebruik je ‘T eX KoFSCHiP
Ik ben gisteren verhuis? 
Verhuizen –en = verhuiz --> z = niet in ‘T eX KoFSCHiP --> verhuisd

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Schrijf het juiste antwoord van het voltooid deelwoord op: In Zwolle zijn drie grote bronzen beelden. (roven)

Slide 24 - Open question

Er is iets in Zwolle (gebeuren)

Slide 25 - Open question

Gebeurt/gebeurd
Er is iets in Zwolle gebeurd --> Voltooid deelwoord

Wat gebeurt er in London? --> Tegenwoordige tijd --> stam + t

Slide 26 - Slide

Onthoud!


Werkwoordspelling heeft NIKS met gevoel te maken!
Leer de regels nu en heb er de komende jaren profijt van. 

Slide 27 - Slide

Aan de slag
Studiemeter Starttaal 3f
Taalverzorging: werkwoordspelling gecombineerd oefening 1






Slide 28 - Slide

Werkwoordspelling
herhaling

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

PVTT (persoonsvorm tegenwoordige tijd)
Zoek eerst het onderwerp dat erbij hoort!

Makkie! Gewoon 'lopen' gebruiken en dan doe je het altijd goed.

Slide 31 - Slide

PVVT (persoonsvorm verleden tijd)
Sterke werkwoorden
Hebben geen regels! Dit moet je weten door te lezen.

Zwakke werkwoorden 
Kijk bij het sexy fokschaap alleen naar de klinkers!

Slide 32 - Slide

VD (voltooid deelwoord)
1. Zoek eerst de persoonsvorm!
2. Is deze een vorm van 'hebben', 'zijn' of 'worden'?
3. Ja? Dan is het laatste werkwoord een voltooid deelwoord.

Voltooid deelwoorden beginnen vaak met ge-, be-, ver-, ont-, er-, her-, mis-.


Slide 33 - Slide

TD (tegenwoordig deelwoord)
Ander woord: onvoltooid deelwoord.

Het is nog bezig, terwijl je het doet. Er gebeuren dus twee dingen tegelijk.

Knipogend fietste hij voorbij.
De mannen vielen knokkend door de deur.
 

Slide 34 - Slide

VD als BN 
(voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
Zie je achter een werkwoord een ZN staan dat erbij hoort?
Dan is het een TD!

Zorg ervoor dat het goed uitgesproken wordt als je het zo kort mogelijk schrijft.

Slide 35 - Slide

TD als BN 
(tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
'het-woorden' krijgen vaak een TD als BN zonder -e. 
Hij vertoont afwijkend gedrag.

'De-woorden' krijgen vaak een TD als BN met -e.
De passerende auto gaat snel.

Slide 36 - Slide

Engelse werkwoorden
Dezelfde regels als bij Nederlands. 
Het ziet er soms raar uit, maar toch kan het goed gespeld zijn!!
Denk aan: Zij datet met hem.

Pas op: het moet wel met de goede 'Engelse klank' uitgesproken worden.
Dus niet 'Jij paintbalt', maar 'Jij paintballt'.

Slide 37 - Slide

Aan de slag

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide